Ontwikkelingen in toezicht op beleggingsinstellingen

Artikel

Ontwikkelingen in toezicht op beleggingsinstellingen

Trefwoorden toezicht beleggingsinstellingen, Wft, verlicht toezichtregime, instelling voor collectieve belegging in effecten (ICBE), alternatieve beleggingsinstellingen
Auteurs
Bron
Open_access_icon_oaa
    • Inleiding

      Het regulatoir landschap voor beleggingsinstellingen is continu in beweging. Voor wat betreft de markttoegang van beleggingsinstellingen geldt dat op Europees niveau regels in voorbereiding zijn voor (beheerders van) alternatieve beleggingsinstellingen en dat op nationaal niveau naar alle waarschijnlijkheid een vrijwillig verlicht toezichtregime zal worden ingevoerd. Daarnaast zullen op Europees niveau bestaande regels voor instellingen voor collectieve belegging in effecten worden gewijzigd. Voor wie door de bomen het bos niet meer kan zien, volgt hierna een overzicht van huidig en toekomstig toezicht op beleggingsinstellingen.

    • Een korte schets van huidig recht

      In Nederland kan wat betreft de markttoegang voor beleggingsinstellingen onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds instellingen voor collectieve belegging in effecten (hierna: ICBE’s) die voldoen aan de eisen van, en opteren voor toepassing van, de ICBE-richtlijn1x Richtlijn 1985/611/EG. zoals geïmplementeerd in de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft), en anderzijds de niet-ICBE-richtlijnbeleggingsinstellingen. De niet-ICBE-richtlijnbeleggingsinstellingen zijn niet communautair geharmoniseerd en volgen het reguliere ‘nationale’ regime. Dit toezicht wordt hierna kort geschetst, inclusief de van toepassing zijnde uitzonderingen en vrijstellingen.

      Nationaal regime

      Op grond van artikel 2:65 lid 1 Wft is het verboden om deelnemingsrechten in een beleggingsinstelling aan te bieden in Nederland zonder dat de beheerder van de beleggingsinstelling daarvoor een vergunning heeft verkregen van de Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM). In het geval de beleggingsinstelling de vorm van een rechtspersoon en bovendien geen aparte beheerder heeft, kan ook de beleggingsinstelling zelf deze vergunning aanvragen. Onder ‘beleggingsinstellingen’ worden in de Wft verstaan rechtspersonen of niet-rechtspersonen die gelden of andere goederen ter collectieve belegging vragen of verkrijgen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te laten delen (art. 1:1 Wft). Kort gezegd, zodra er sprake is van het beleggen voor rekening van meerdere deelnemers zal al snel sprake zijn van een beleggingsinstelling in de zin van de Wft.

      Voor het verkrijgen van een vergunning gelden diverse vereisten op het gebied van bedrijfsvoering, zeggenschapsstructuur, minimumvermogen, liquiditeit, solvabiliteit en informatieverstrekking. Vervolgens wordt er ook doorlopend toezicht uitgeoefend door de toezichthouder en dient daarmee ook na de vergunningverlening aan allerhande vereisten te worden voldaan. Opgemerkt wordt dat in het geval van een closed-end beleggingsinstelling met verhandelbare deelnemingsrechten, de vereisten voor informatieverstrekking inhouden dat een prospectus beschikbaar moet worden gesteld in de zin van artikel 5:2 Wft (vergelijk uitgevende instellingen zijnde ondernemingen) en dat dit door de AFM wordt getoetst en moet worden goedgekeurd. Overigens dienen ook open-end beleggingsinstellingen een prospectus beschikbaar te stellen. Een dergelijk prospectus wordt echter niet vooraf inhoudelijk getoetst en goedgekeurd door de AFM en dient te voldoen aan het gestelde in artikel 4:49 Wft. Met een eenmaal verkregen vergunning mag een beheerder ook andere beleggingsinstellingen in Nederland beheren en verkopen. In dat geval is alleen nog een registratie daarvan bij de AFM benodigd.

      Uitzonderingen en vrijstellingen

      Niet elke beleggingsinstelling die aan de hiervoor geschetste omschrijving voldoet, is ook daadwerkelijk onderworpen aan toezicht. Er bestaan verschillende uitzonderingen en vrijstellingen.

      De vergunningsplicht uit hoofde van artikel 2:65 lid 1 Wft is niet van toepassing in het geval van een aanbieding van deelnemingsrechten in Nederland aan: (1) ‘gekwalificeerde beleggers’ in de zin van de Wft, wat kort gezegd professionele marktpartijen zijn waarvan een zekere mate van deskundigheid wordt verondersteld, zoals bijvoorbeeld banken, verzekeraars en pensioenfondsen, of (2) minder dan honderd personen (art. 1:12 lid 1 Wft). Bij laatstgenoemde uitzondering is het van belang te realiseren dat het niet gaat om het uiteindelijk aantal deelnemers, maar het aantal (rechts)personen dat daartoe wordt benaderd.

      Verder zijn aanbiedingen in Nederland van beleggingsinstellingen afkomstig uit zogenoemde ‘adequaat toezichtlanden’ in Nederland niet gereguleerd, op enkele regels over informatieverstrekking na (art. 2:66 lid 1 Wft). Nederland heeft momenteel als dergelijke landen aangemerkt: Guernsey, Ierland, Jersey, Luxemburg, Malta, de Verenigde Staten (voor zover de instelling bij de Securities and Exchange Commission is geregistreerd), Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk en Noord-Ierland (art. 2 lid 1 Besluit aangewezen staten Wft).

      Ten slotte gelden vrijstellingen onder andere in het geval van aanbiedingen van deelnemingsrechten in Nederland (1) met een coupure van dan wel als pakket met een totale tegenwaarde van minimaal EUR 50.000 per belegger of (2) aan bestuurders, leden van de raad van commissarissen en/of werknemers van een (verbonden) instelling (art. 4 lid 1 Vrijstellingsregeling Wft).

      In geval van alle uitzonderingen en vrijstellingen, behalve in het geval van een aanbod aan uitsluitend gekwalificeerde beleggers,2x Regeling van de Minister van Financiën tot wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft in verband met een aanpassing van de vrijstellingsvermelding en tot wijziging van de Vrijstellingsregeling geldtransactiekantoren in verband met een aanpassing van de vrijstelling voor ondernemingen die het bedrijf van hotel uitoefenen, 20 april 2010, nr. FM/2010/3918M. moet in de relevante documentatie wel een waarschuwingstekst worden opgenomen. Daarin moet worden vermeld dat er geen sprake is van toezicht. Naar verwachting zal op korte termijn, mogelijk nog in 2010, deze waarschuwing bij bepaalde aanbiedingen aan meer specifieke inhoudelijke vereisten moeten gaan voldoen, waaronder het verplicht opnemen van een waarschuwend pictogram.3x Kamerstukken II 2008/09, 32 036, nr. 2 (Wetsvoorstel Wijzigingswet financiële markten 2010).

      In het geval van een uitzondering of vrijstelling geldt het vergunningvereiste, alsook het doorlopend toezicht niet. Dit laat onverlet dat het zogeheten ‘effectentypisch gedragstoezicht’, wat kort gezegd inhoudt dat er intern beleid moet zijn over belangenconflicten en het omgaan met voorwetenschap en privétransacties in financiële instrumenten, behoudens enkele uitzonderingen onverkort van toepassing is. Ook in de gevallen waarbij wordt vertrouwd op de EUR 50.000-vrijstelling en de gekwalificeerde beleggers-vrijstelling, moeten deze regels worden gevolgd (art. 5:68 Wft en art. 56 Vrijstellingsregeling Wft).

      Instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE’s)

      Beleggingsinstellingen die voldoen aan de eisen gesteld in de ICBE-richtlijn (zoals geïmplementeerd in de Wft en daaronder uitgevaardigde regelgeving) kunnen opteren voor toekenning van de ICBE-status. Een beleggingsinstelling is een ICBE indien aan een drietal kenmerken wordt voldaan: (1) het doel is uitsluitend het collectief beleggen van bij het publiek aangetrokken kapitaal in effecten, geldmarktinstrumenten en/of liquide financiële activa, (2) dergelijke beleggingen geschieden met toepassing van het beginsel van risicospreiding, en (3) de rechten van deelneming worden op verzoek ingekocht of terugbetaald ten laste van de activa van de beleggingsinstelling en zijn daarmee open-end (art. 1:1 Wft jo. art. 1 lid 2 ICBE-richtlijn).

      ICBE’s staan onder toezicht van de lidstaat waarin zij zijn gevestigd (home country). De beheerder, tenzij de ICBE met inachtneming van de toepasselijke regels self-managed is, alsmede de ICBE zelf dient (indien zij daarvoor in aanmerking komen en opteren) een vergunning aan te vragen op grond van artikel 2:65 lid 2 Wft. De implementatie van deze Europese regelgeving in Nederland heeft in de praktijk betekend dat in aanvulling op ons nationale regime specifieke regels gelden voor ICBE-beleggingsinstellingen. Zo gelden andere vermogens-, liquiditeits- en solvabiliteitsvereisten dan bij het nationale regime. Ook worden vrij gedetailleerd uitgewerkte regels gegeven welke investeringen door een ICBE mogen worden gedaan en in welke mate, dit laatste uitgedrukt in percentages van de activa van de ICBE.

      Met een eenmaal verkregen vergunning kan een ICBE ook in andere landen binnen de Europese Unie (hierna: EU) worden verkocht (Europees paspoort). In dat geval gelden slechts enkele regels over de wijze van informatieverstrekking aan (potentiële) Nederlandse beleggers. Wel dient een notificatieprocedure te worden doorlopen in de lidstaat waar de deelnemingsrechten zullen worden aangeboden. In het geval van een aparte beheerder dient deze in hetzelfde land te zijn gevestigd als de ICBE zelf.

      De hiervoor besproken uitzonderingen en vrijstellingen gelden (uiteraard) niet voor ICBE’s.

    • Nieuw: verlicht toezichtregime

      Op dit moment is het als regel niet mogelijk om vrijwillig voor AFM-toezicht te opteren indien er een uitzondering of vrijstelling van toepassing is. Zo zal onder huidig recht een beleggingsinstelling die uitsluitend openstaat voor gekwalificeerde beleggers in het algemeen niet in aanmerking komen voor regulering. Daar zal naar alle waarschijnlijkheid verandering in komen.

      Inmiddels wordt erkend dat regulering van de beheerorganisatie ook voordelen met zich mee kan brengen: sommige buitenlandse beleggers, met name verzekeraars en pensioenfondsen, mogen immers op grond van het op hen van toepassing zijnde nationale recht en/of interne reglementen slechts beleggen in beleggingsinstellingen die gereguleerd zijn.4x Kamerstukken II 2008/09, 32 036, nr. 3, p. 4. Om die reden wordt door middel van het wetsvoorstel Wijzigingswet financiële markten 20105x Kamerstukken II 2008/09, 32 036, nr. 2. de mogelijkheid geopend om vrijwillig bij de AFM een verklaring van ondertoezichtstelling aan te vragen.

      Indien het wetsvoorstel wordt aangenomen, wordt daarmee een vrijwillig toezichtregime geïntroduceerd dat een lichtere variant van het huidige reguliere toezicht op beleggingsinstellingen inhoudt.

      Het aanvragen van een verklaring van ondertoezichtstelling zal alleen voorbehouden zijn aan (beheerders van) beleggingsinstellingen die hun deelnemingsrechten aanbieden aan gekwalificeerde beleggers in de zin van de Wft.6x Kamerstukken II 2008/09, 32 036, nr. 2, p. 3-4. Voor fondsaanbieders die voorheen hun investeerders uitsluitend selecteerden door middel van het hanteren van een hoge inlegdrempel betekent dit dat zij – als zij gebruik wensen te maken van de vrijwillig ondertoezichtstelling – de marketing van de beleggingsinstelling in lijn brengen met dat criterium en beoordelen of de (potentiële) beleggers ook daadwerkelijk kwalificeren als gekwalificeerde belegger.

      Dit voorgestelde nieuwe toezichtregime zal lichter zijn dan het normale regime, in die zin dat, in tegenstelling tot volledig toezicht, geen wettelijke vereisten gelden met betrekking tot:

      • het beleid voor een integere en beheerste bedrijfsvoering;

      • beleidsbepalers (minimumaantal dagelijks beleidsbepalers, plaats van werkzaamheden, statutaire rol van de beheerder van een beleggingsinstelling-rechtspersoon);

      • de nadere inrichting van en samenwerking met de (eventuele) bewaarder;

      • de informatieverstrekking aan deelnemers en het publiek (zo is het geen vereiste om een prospectus op te stellen);

      • de kwaliteit van informatie;

      • het verstrekken aan de AFM en het openbaar maken van een jaarrekening, jaarverslag en overige gegevens en van halfjaarcijfers die dienen te worden opgesteld overeenkomstig titel 9 van Boek 2 van het BW;

      • het ten minste eenmaal per jaar een waardering van bepaalde activa te laten uitvoeren door een onafhankelijke deskundige;

      • de bevoegdheid voor de AFM om af te dwingen dat de benaming van (een beheerder van) een beleggingsinstelling wordt gewijzigd indien van de gevoerde of te voeren naam gevaar voor verwarring of misleiding te duchten is; en

      • bevoegdheden van de AFM om een beleggingsinstelling te ontbinden en het vermogen van de instelling te laten vereffenen indien de vergunning is ingetrokken.

      Waar het verlicht toezichtregime eerst per 1 januari 2010 beschikbaar zou zijn, is de behandeling van het wetsvoorstel Wijzigingswet financiële markten 2010, dat veel meer omvat dan de introductie van het verlicht toezichtregime, in maart 2010 controversieel verklaard (terwijl het daarin opgenomen verlicht toezichtregime dat inhoudelijk niet lijkt te zijn) en is de behandeling ervan door de Tweede Kamer tot nader order opgeschort.7x Kamerstukken II 2009/10, 32 333, nr. 1, p. 10. De exacte datum van inwerkingtreding is daarmee nog niet bekend.

    • Nieuw: AIFM-richtlijn

      In april 2009 heeft de Europese Commissie een eerste concept gepubliceerd van een richtlijnvoorstel dat ziet op beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (hierna: de AIFM-richtlijn).8x COM(2009)207. De AIFM-richtlijn beoogt een regelgevend toezichtkader te creëren voor beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (hierna: AB’s). Onder de definitie van AB’s valt een breed spectrum van beleggingsinstellingen, te weten feitelijk iedere beheerder, althans AB, niet zijnde een ICBE. Te denken valt daarbij aan hedgefondsen, private equity-fondsen, vastgoedfondsen, grondstoffenfondsen, infrastructuurfondsen en wat dies meer zij. Het richtlijnvoorstel gaat uit van een vergunningplicht voor alle EU-beheerders van AB’s. Een eenmaal verkregen vergunning functioneert (na het doorlopen van een notificatieprocedure) als Europees paspoort, wat de verkoop van AB’s binnen Europa in die zin aanzienlijk zal vergemakkelijken.

      Na het richtlijnvoorstel van april 2009 zijn meerdere compromisvoorstellen gedaan door de voorzitter van de Europese Raad (opeenvolgend Zweden en Spanje).9x COD/2009/0064, meest recente versie daterend van 11 maart 2010 (doc. nr. 7377/10). Ook van de zijde van het Europees Parlement is een aantal documenten beschikbaar met diverse voorgestelde amendementen zoals, hoewel onderwerp van discussie en aan wijziging onderhevig, het conceptrapport van rapporteur Jean-Paul Gauzès.10x 23 november 2009, zie <www.europarl.europa.eu/meetdocs/2009_2014
      /documents/econ/dv/796/796533/796533xm.pdf>.
      Bedoeling is dat het uiteindelijk tot een compromis tussen al deze partijen komt. Het richtlijnvoorstel is controversieel. Over het algemeen is de verwachting dat het richtlijnvoorstel zal worden aangenomen; over de reikwijdte en inhoud ervan bestaat echter de nodige onzekerheid.

      Zowel het initiële richtlijnvoorstel als de compromisvoorstellen gaan uit van bepaalde vrijstellingen van de vergunningplicht. Aangezien deze nog onderwerp van discussie zijn, is moeilijk te zeggen hoe deze vrijstellingen eruit zullen komen te zien. De verwachting is dat er in ieder geval een vrijstelling zal komen voor beheerders van AB’s van wie de beleggers uitsluitend bestaan uit hun moederondernemingen, hun dochterondernemingen of andere dochterondernemingen van hun moederondernemingen: de intragroep-vrijstelling (art. 2a lid 1 van het compromisvoorstel). Daarnaast gaat het laatste compromisvoorstel nog steeds uit van een vrijstelling indien bepaalde drempels uitgedrukt in activa onder beheer (art. 2 lid 2 van het richtlijnvoorstel; art. 2b lid 1 van het compromisvoorstel) niet worden bereikt, waarbij de drempelwaarden vermoedelijk laag zullen zijn. Verder ziet het ernaar uit dat bepaalde onderdelen van de AIFM-richtlijn om redenen van proportionaliteit op bepaalde instellingen niet van toepassing zullen zijn.

      De AIFM-richtlijn bevat ook regelingen over aanbiedingen van diensten vanuit derde landen. Dit is complexe materie, zowel waar het de diensten van niet-Europese beheerders op de Europese markt betreft als waar het gaat om de verkoop van niet in de EU gevestigde AB’s door een Europese beheerder.

      Als de AIFM-richtlijn van toepassing is, moet er een vergunning worden aangevraagd door de beheerder van de AB of AB’s. Daarbij gelden eisen ten aanzien van minimumkapitaal, portfoliowaardering, bewaring, uitbesteding van taken, het managen van belangenconflicten en transparantie richting zowel beleggers als toezichthouders en het publiek. Daarnaast bevat het richtlijnvoorstel extra regels voor situaties die extra transparantie vereisen, zoals voor AB’s die systematisch een hefboomwerking (leverage) gebruiken (denk aan hedgefondsen) en AB’s die controlerende zeggenschap in bedrijven verkrijgen (denk aan private equity-fondsen).

      Met een verkregen vergunning mag een AB worden vermarkt aan professionele beleggers in Europa (Europees paspoort). In dat geval dient een notificatieprocedure min of meer vergelijkbaar aan die voor ICBE’s te worden gevolgd. De term ‘professionele beleggers’ knoopt aan bij de Markets for Financial Instruments Directive (hierna: MiFID)11x Richtlijn 2004/39/EG. en verschilt in de uitwerking enigszins van de definitie ‘gekwalificeerde beleggers’ zoals gehanteerd als vrijstelling van de vergunningplicht onder ons nationale regime (en bij de reikwijdte van het verlicht toezichtregime). Het ziet ernaar uit dat lidstaten zelf mogen bepalen of en onder welke additionele voorwaarden AB’s aan niet-professionele beleggers mogen worden aangeboden.

      Implementatie van de AIFM-richtlijn kan kort worden samengevat als de introductie van een nieuw, aanvullend toezichtregime voor dat type beleggingsinstellingen dat eerder nog niet werd gereguleerd, een enkele vrijstellingsmogelijkheid daargelaten. Deze vrijstellingen zullen, naar het zich laat aanzien, niet te vergelijken zijn met de veelgebruikte vrijstellingen die wij nu kennen onder ons nationale regime, zoals de EUR 50.000-vrijstelling en de gekwalificeerde beleggers-vrijstelling. Of het toezichtregime er zal komen, staat nog niet vast. Daar moet momenteel echter sterk rekening mee worden gehouden. Ook de inhoud van de uiteindelijke richtlijn is nog onduidelijk, al kan ervan uit worden gegaan dat de genoemde onderwerpen bestreken zullen worden en het dus om een verstrekkend en zeer uitgebreid nieuw toezichtregime zal gaan.

      Het dient uiteindelijk tot een compromis te komen tussen de Europese Commissie, de Europese Raad en het Europees Parlement voor wat betreft de inhoud van de AIFM-richtlijn. Als het voorstel nog dit jaar wordt aangenomen, wordt verwacht dat de AIFM-richtlijn in werking zal treden per 2012. Niet alleen nieuwe beheerders en beleggingsinstellingen zullen met de AIFM-richtlijn te maken krijgen, maar ook bestaande. Daarvoor zullen naar het zich laat aanzien bepaalde overgangsregelingen gelden.

    • Nieuw: UCITS IV en UCITS V

      De ICBE-richtlijn is aangenomen in 198512x Richtlijn 1985/611/EG. en gewijzigd in 2001.13x Richtlijnen 2001/107/EG en 2001/108/EG. In 2009 is wederom een nieuw richtlijnvoorstel aangenomen om bepaalde tekortkomingen van de ICBE-richtlijn te verhelpen. Deze wijzigingen staan bekend als ‘UCITS IV’.14x Richtlijn 2009/65/EG. UCITS IV bevat de volgende kernelementen: (1) het regelen en vergemakkelijken van fusies tussen ICBE’s, zowel grensoverschrijdend als binnenlands, (2) de introductie van een Europees paspoort ook voor beheerders in plaats van alleen voor ICBE’s zelf, waardoor een beheerder nu ook gevestigd kan zijn in een andere lidstaat dan de ICBE, (3) het vergemakkelijken van het gebruikmaken van het Europees paspoort door het versimpelen van de notificatieprocedure in andere lidstaten, (4) het verbeteren van de informatie te verstrekken aan (potentiële) investeerders door middel van voorgeschreven ‘essentiële beleggersinformatie’, (5) het geven van regels voor master-feeder-constructies, teneinde een deelneming van een ICBE in een andere ICBE ruimer toe te staan dan voorheen het geval was, en (6) het verbeteren van de samenwerking tussen toezichthouders uit de lidstaten.

      De richtlijn dient door de lidstaten op 1 juli 2011 te zijn geïmplementeerd (art. 116 ICBE-richtlijn). Tot 4 juni 2010 hebben marktpartijen de gelegenheid om te reageren op het voorontwerp van het wetsvoorstel ter implementatie van UCITS IV. Dit ziet op de wijziging van de Wft zelf; de consultatie over wijziging van de nadere regelgeving volgt in een later stadium. Uitvoeringsmaatregelen van UCITS IV moeten op Europees niveau nog worden vastgesteld en worden momenteel medio 2010 verwacht.

      Inmiddels is de komst van alweer nieuwe wijzigingen, bekend als ‘UCITS V’, aangekondigd. Daarover is momenteel nog niet veel meer bekend dan dat dat, al dan niet onder meer, zal zien op het versterken van beleggersbescherming.

    • Conclusie

      Het toezicht op beleggingsinstellingen is in beweging. Op het gebied van markttoegang is ten eerste een Europees geharmoniseerd systeem voorgesteld ter regulering van (beheerders van) alternatieve beleggingsinstellingen, instellingen die voorheen doorgaans niet onder toezicht vielen. De (potentiële) impact van deze AIFM-richtlijn is groot te noemen. Alhoewel de inhoud van de AIFM-richtlijn nog zeker niet vaststaat en bovendien op velerlei punten controversieel is, is te verwachten dat de richtlijn er zal komen en daarmee verstrekkende gevolgen zal hebben voor toezicht op beleggingsinstellingen in Europa, waaronder Nederland. Te hopen valt dat het proportionaliteitsbeginsel voor de verschillende typen beleggingsinstellingen goed in acht zal worden genomen.

      Op nationaal niveau is de introductie van een vrijwillig verlicht toezichtregime voorgesteld. Dit regime is een mooie aanvulling op de huidige regelgeving, aangezien het tegemoetkomt aan de wens van de praktijk. De vooralsnog onbereikbare groep van gekwalificeerde beleggers die uitsluitend in gereguleerde beleggingsinstellingen mogen of willen investeren, wordt hiermee bereikbaar voor Nederlandse beheerders c.q. beleggingsinstellingen.

      Naast de geschetste ontwikkelingen op het gebied van markttoegang, komen er wijzigingen in het ICBE-regime in de vorm van UCITS IV en in de toekomst naar verwachting ook UCITS V. UCITS IV is te zien als een positieve ontwikkeling, aangezien enkele knelpunten van de huidige markt worden weggenomen en daarnaast bepaalde processen gemakkelijker worden gemaakt. Het is spannend wat UCITS V zal gaan brengen, nu al is aangegeven dat beleggersbescherming daarvan een speerpunt zal zijn.

    Noten

    • 1 Richtlijn 1985/611/EG.

    • 2 Regeling van de Minister van Financiën tot wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft in verband met een aanpassing van de vrijstellingsvermelding en tot wijziging van de Vrijstellingsregeling geldtransactiekantoren in verband met een aanpassing van de vrijstelling voor ondernemingen die het bedrijf van hotel uitoefenen, 20 april 2010, nr. FM/2010/3918M.

    • 3 Kamerstukken II 2008/09, 32 036, nr. 2 (Wetsvoorstel Wijzigingswet financiële markten 2010).

    • 4 Kamerstukken II 2008/09, 32 036, nr. 3, p. 4.

    • 5 Kamerstukken II 2008/09, 32 036, nr. 2.

    • 6 Kamerstukken II 2008/09, 32 036, nr. 2, p. 3-4.

    • 7 Kamerstukken II 2009/10, 32 333, nr. 1, p. 10.

    • 8 COM(2009)207.

    • 9 COD/2009/0064, meest recente versie daterend van 11 maart 2010 (doc. nr. 7377/10).

    • 10 23 november 2009, zie <www.europarl.europa.eu/meetdocs/2009_2014
      /documents/econ/dv/796/796533/796533xm.pdf>.

    • 11 Richtlijn 2004/39/EG.

    • 12 Richtlijn 1985/611/EG.

    • 13 Richtlijnen 2001/107/EG en 2001/108/EG.

    • 14 Richtlijn 2009/65/EG.

Reageer

Tekst