Het Cartesio-arrest en re-incorporatie binnen de Europese Unie

Artikel

Het Cartesio-arrest en re-incorporatie binnen de Europese Unie

Trefwoorden re-incorporatie, zetelverplaatsing, cartesio, juridische fusie
Auteurs
Bron
Open_access_icon_oaa
    • Inleiding

      Een vennootschap is onderworpen aan het recht van de lidstaat waarnaar zij is opgericht. Het kan voor een vennootschap echter aantrekkelijk zijn om voortaan door het vennootschapsrecht van een andere lidstaat te worden beheerst. Verschillen die tussen de diverse vennootschapsrechtsystemen van de EU-lidstaten bestaan, kunnen hiervoor een motief vormen. Een wijziging van het vennootschapsstatuut kan geschieden door de vennootschap te liquideren in de lidstaat naar het recht waarvan zij is opgericht, en een daaropvolgende oprichting van een nieuwe rechtspersoon in de lidstaat van het gewenste vennootschapsrecht. Dit proces, alsmede de daarmee samenhangende bedrijfsoverdracht, is echter kostbaar en tijdrovend. Bovendien kan de vennootschap tijdens deze operatie wellicht in het geheel niet functioneren. Het is derhalve voor een vennootschap veel interessanter als een wijziging van het op de vennootschap toepasselijke recht kan plaatsvinden zonder onderbreking van rechtspersoonlijkheid en zonder dat zij geliquideerd dient te worden. Een dergelijke wijze van wijziging van het op de vennootschap toepasselijke recht duid ik aan met de term ‘re-incorporatie’, in tegenstelling tot ‘incorporatie’, dat betrekking heeft op de (keuze van het vennootschapsrecht bij) oprichting van de vennootschap.1xVgl. G.-J. Vossestein, De invloed van de EG op het vennootschapsrecht. Concurrentie tussen lidstaten: het Nederlandse beleid, in: A.S. Hartkamp, C.H. Sieburgh & L.A.D. Keus (red.), De invloed van het Europese recht op het Nederlandse privaatrecht, Serie Onderneming en Recht, Deel 42-II, Deventer: Kluwer 2007, p. 411-412.

      Op 16 december 2008 heeft het Hof van Justitie EG in het Cartesio-arrest2xHvJ EG 16 december 2008, zaak C-210/06, nog niet gepubliceerd (Cartesio); raadpleegbaar via curia.europa.eu. enkele door het Hof van Beroep te Szeged (Hongarije) gestelde prejudiciële vragen beantwoord. Het ging in dit arrest voornamelijk om de vraag of de artikelen 43 en 48 EG-Verdrag zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat die de krachtens het recht van die lidstaat opgerichte vennootschap verhindert om haar werkelijke zetel te verplaatsen naar een andere lidstaat met behoud van rechtspersoonlijkheid naar het recht van de lidstaat van oprichting. Het Hof van Justitie gaat in het Cartesio-arrest echter ook in op de vraag of een lidstaat de naar zijn recht opgerichte vennootschap kan beletten haar zetel te verplaatsen naar een andere lidstaat met wijziging van het op de vennootschap toepasselijke recht.

      In het navolgende worden allereerst de bestaande mogelijkheden tot re-incorporatie op een rij gezet. Daarna volgt een uiteenzetting van het Cartesio-arrest en de gevolgen daarvan voor re-incorporatie door middel van een grensoverschrijdende zetelverplaatsing. Ten aanzien van de mogelijkheden tot re-incorporatie beperk ik mij in deze bijdrage overigens tot kapitaalvennootschappen.

    • Huidige mogelijkheden voor re-incorporatie

      Door middel van een grensoverschrijdende juridische fusie kan een op re-incorporatie gelijkend gevolg worden bereikt. In dat geval richt de vennootschap die het op haar toepasselijke recht wil wijzigen, een nieuwe (dochter)vennootschap op in de lidstaat aan het recht waarvan zij voortaan onderworpen wil zijn. Vervolgens vindt er tussen deze vennootschappen een juridische fusie plaats, waarbij de oude vennootschap verdwijnt en de nieuwe vennootschap als verkrijgende vennootschap fungeert. Hierdoor vindt er een wijziging van het vennootschapsstatuut plaats en houdt de oude vennootschap op te bestaan, zonder dat deze een (ingewikkelde) liquidatieprocedure moet ondergaan.3xE. Werlauff, Relocating a company within the EU, ECL 2008, p. 137-138.

      Re-incorporatie is daarnaast denkbaar door de zetel van de vennootschap te verplaatsen naar de lidstaat door het vennootschapsrecht waarvan zij voortaan beheerst wil zijn. Dat kan een wijziging van het op de vennootschap toepasselijke vennootschapsrecht tot gevolg hebben. De vennootschap behoudt in dat geval haar rechtspersoonlijkheid en behoeft niet geliquideerd te worden. Door de zetelverplaatsing verandert de vennootschap slechts van nationaliteit. De vennootschap houdt namelijk op te bestaan als vennootschap naar het recht van de lidstaat van vertrek en is voortaan een vennootschap naar het door haar gekozen nieuwe recht, terwijl de identiteit van de vennootschap op zich behouden blijft.4xL.L. Hansen, Merger, moving and division across national borders – when case law breaks through barriers and overtakes directives, EBLR 2007, p. 196; G.-J. Vossestein, Transfer of the registered office. The European Commission's decision not to submit a proposal for a Directive, Utrecht Law Review 2008, nr. 1, p. 54-55.

      De SE-Verordening5xVerordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese Vennootschap (SE) (PbEG, L 294). bood naamloze vennootschappen voor de eerste keer een juridisch kader voor de grensoverschrijdende juridische fusie en de grensoverschrijdende zetelverplaatsing. Wijziging van het toepasselijke vennootschapsrecht via de SE-Verordening is vanwege (onder meer) het hoge minimumkapitaalvereiste echter alleen weggelegd voor grote ondernemingen. Bovendien kan re-incorporatie via de ‘SE-route’ worden gekenmerkt als kostbaar en ingewikkeld.6xZie bijvoorbeeld J.W. Bellingwout, Verplaatsing van een Europese vennootschap (SE), Ondernemingsrecht 2001, p. 356; G.A. Ferrarini, Societas Europaea and the limits of harmonization: a view from Italy, in: T. Baums & A. Cahn (red.), Die Europäische Aktiengesellschaft: Umsetzungsfragen und Perspektiven, Berlijn: De Gruyter 2004, p. 79-80; E.P.M. Vermeulen, De ‘grensoverschrijdende’ rol van Europese rechtspersonen, WPNR (2007) 6721, p. 728. Sinds het Sevic-arrest7xHvJ EG 13 december 2005, zaak C-411/03, Jur. 2005, p. I-10805 (Sevic Systems). en de Richtlijn Grensoverschrijdende fusies8xRichtlijn nr. 2005/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen (PbEU, L 310). behoort re-incorporatie door middel van een rechtstreekse (dat wil zeggen: zonder eerst een SE te hoeven oprichten) grensoverschrijdende juridische fusie voor kapitaalvennootschappen echter ook tot de mogelijkheden. Dat geldt des te meer nu op 15 juli 2008 in Nederland wetgeving in werking is getreden die de Richtlijn Grensoverschrijdende fusies implementeert (de nieuwe afdeling 3A van titel 7A Boek 2 BW).

      Nu re-incorporatie kan plaatsvinden door een grensoverschrijdende juridische fusie, is het de vraag in hoeverre praktische betekenis toekomt aan de eventuele mogelijkheid van re-incorporatie door een rechtstreekse grensoverschrijdende zetelverplaatsing. Bij een grensoverschrijdende juridische fusie dient een nieuwe vennootschap in de lidstaat naar keuze te worden opgericht, hetgeen (veel) tijd en geld kan kosten. Bovendien kan de oprichting van een vennootschap in een andere lidstaat een behoorlijk ingewikkelde procedure zijn.9xVossestein 2008, p. 60. In geval van re-incorporatie door een grensoverschrijdende zetelverplaatsing is het echter niet nodig een nieuwe vennootschap op te richten, hetgeen een belangrijk voordeel oplevert. De oprichting van een vennootschap in een andere lidstaat om daar vervolgens mee te fuseren, teneinde re-incorporatie te bewerkstelligen, is een prijziger en ingewikkelder proces dan het rechtstreeks verplaatsen van de zetel.10xE. Wymeersch, Is a directive on corporate mobility needed?, EBOR 2007, p. 166. Doordat bij een grensoverschrijdende zetelverplaatsing de rechtspersoonlijkheid behouden blijft, hoeft het vermogen immers niet te worden overgedragen. Een grensoverschrijdende zetelverplaatsing kan daarom, in tegenstelling tot de grensoverschrijdende juridische fusie, worden getypeerd als een vorm van re-incorporatie zonder bijwerkingen.

    • Artikelen 43 en 48 EG-Verdrag

      De artikelen 43 en 48 EG-Verdrag verbieden het beperken van de vrijheid van vestiging van vennootschappen die in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat zijn opgericht en die hun statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging in een lidstaat hebben. Voor vennootschappen is het daarbij van belang dat het verbod op beperking van de vestigingsvrijheid tevens betrekking heeft op de oprichting van agentschappen, filialen en dochterondernemingen. De vrijheid van vestiging omvat bovendien de oprichting en het beheer van ondernemingen, overeenkomstig de bepalingen die door de wetgeving van het land van vestiging voor de eigen onderdanen gelden.

    • Cartesio-arrest

      Feiten

      Cartesio Oktató és Szolgáltató bt is een naar Hongaars recht opgerichte commanditaire vennootschap (betéti társaság), gevestigd te Baja (Hongarije). Naar Hongaars recht bevindt de zetel van de vennootschap zich op de plaats waar zij haar operationele bestuurscentrum heeft. Op een zeker moment heeft Cartesio haar operationele bestuurscentrum verplaatst naar de in Italië gelegen plaats Gallarate. Daarom diende zij in 2005 een verzoek in bij de rechtbank van Bács-Kiskun (Hongarije) om de verplaatsing van haar zetel naar Italië in het Hongaarse handelsregister te laten vastleggen. Dit verzoek werd echter afgewezen, omdat het Hongaarse recht het een in Hongarije opgerichte vennootschap niet toestaat om met behoud van rechtspersoonlijkheid naar Hongaars recht haar zetel te verplaatsen naar een andere staat. Tegen dit besluit is Cartesio opgekomen bij het Hof van Beroep te Szeged. Daarop heeft het Hof van Beroep prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie EG. De voornaamste vraag is of de in de artikelen 43 en 48 EG-Verdrag neergelegde vrijheid van vestiging zo moet worden uitgelegd, dat deze zich verzet tegen een regeling van een lidstaat die de krachtens het recht van die lidstaat opgerichte vennootschap verhindert om haar werkelijke zetel te verplaatsen naar een andere lidstaat, terwijl zij haar rechtspersoonlijkheid naar het recht van de lidstaat van oprichting behoudt.

      Conclusie A-G

      Na het verzoek van de Hongaarse rechter om een prejudiciële beslissing bestond de hoop dat het Hof in de Cartesio-zaak meer duidelijkheid zou moeten verschaffen over de grensoverschrijdende zetelverplaatsing met wijziging van het op de vennootschap toepasselijke recht. Dat suggereerde althans Europees Commissaris McCreevy in een toespraak tijdens de vijfde ‘European Corporate Governance and Company Law Conference’ in 2007.11xDeze toespraak is te vinden op de website van de Europese Commissie (ec.europa.eu) onder documentnummer SPEECH/07/441. Bovendien leek dat uit de Engelse vertaling van de verwijzingsbeslissing voort te vloeien. Uit de in mei 2008 verschenen conclusie van A-G Poiares Maduro in de Cartesio-zaak bleek echter dat het in casu ging om een grensoverschrijdende verplaatsing van de (werkelijke) zetel van een vennootschap met behoud van de juridische status als vennootschap naar het recht van de lidstaat van oprichting.

      De A-G adviseert het Hof de artikelen 43 en 48 EG-Verdrag in die zin uit te leggen, dat deze zich verzetten tegen nationale bepalingen die het de naar nationaal recht opgerichte vennootschap (in het geheel) onmogelijk maken om haar operationele bestuurscentrum te verplaatsen naar een andere lidstaat, tenzij een beperking daarvan gerechtvaardigd is op grond van een dwingende reden van algemeen belang. Hij meent dat bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht niet meer gesteld kan worden dat de lidstaten, ongeacht de gevolgen voor de vrijheid van vestiging, de absolute vrijheid hebben om over ‘leven en dood’ van naar hun recht opgerichte vennootschappen te beschikken. In dat geval zouden de lidstaten namelijk vrij zijn de ‘doodstraf’ op te leggen aan een naar hun recht opgerichte vennootschap, enkel en alleen om het feit dat zij heeft besloten om de vrijheid van vestiging uit te oefenen. Het ten gevolge hiervan kostbare en langdurige proces van ontbinding van de vennootschap in de ene lidstaat en vervolgens de oprichting naar het recht van een andere lidstaat en de mogelijkheid dat de betrokken vennootschap gedurende die tijd in het geheel niet kan functioneren, doen de A-G tot zijn conclusie komen (conclusie A-G, punten 31-35).12xConcl. A-G Poiares Maduro 22 mei 2008, zaak C-210/06, nog niet gepubliceerd (Cartesio); raadpleegbaar via curia.europa.eu.

      Oordeel Hof van Justitie

      Het Hof stelt vast dat Cartesio haar werkelijke zetel wil verplaatsen naar Italië, maar daarbij haar hoedanigheid van vennootschap naar Hongaars recht wenst te behouden (punt 99). Met betrekking tot de afwijzing van het verzoek tot wijziging van de plaats van de zetel wijst het Hof naar zijn eigen Daily Mail-arrest (punten 104-106).13xHvJ EG 27 september 1988, zaak 81/87, Jur. 1988, p. 5483 (Daily Mail en General Trust). In dat arrest heeft het Hof benadrukt dat een naar nationaal recht opgerichte vennootschap enkel bestaat krachtens de nationale wetgeving, die de oprichtings- en werkingsvoorwaarden ervan bepaalt. Daarnaast wijst het Hof erop dat de wettelijke regelingen van de lidstaten aanzienlijk van elkaar verschillen, zowel met betrekking tot de aanknoping met het nationale grondgebied die vereist is voor de oprichting van een vennootschap, als ten aanzien van de mogelijkheid dat een naar het nationale recht van een lidstaat opgerichte vennootschap die aanknoping later wijzigt. Het Hof doelt hier op het verschil tussen de incorporatieleer, volgens welke de statutaire zetel het aanknopingspunt is voor het toepasselijke vennootschapsrecht, en de werkelijke zetelleer, op grond waarvan de vennootschap wordt beheerst door het recht van het land waar zij haar feitelijke zetel heeft. In het EG-Verdrag is rekening gehouden met de verschillen tussen de nationale wettelijke regelingen. Zo worden in artikel 48 EG-Verdrag bij de omschrijving van de vennootschappen waarvoor het recht van vestiging geldt, de statutaire zetel, het hoofdbestuur en de hoofdvestiging van de vennootschap op gelijke voet geplaatst als elementen van aanknoping. De vrijheid die aan de lidstaten toekomt in hun keuze voor de wijze van aanknoping van hun vennootschappen met het nationale grondgebied, wordt ook wel de free choice of connecting factors genoemd.14xZie de noot van G.-J. Vossestein onder HvJ EG 13 december 2005, zaak C-411/03, Jur. 2005, p. I-10805, JOR 2006, 33 (Sevic Systems). Aan de verschillen tussen de regelgeving in de lidstaten is tot op de dag van vandaag door jurisprudentie noch door wetgeving een einde gemaakt (punt 114).

      Vervolgens wijst het Hof op zijn oordeel in het Überseering-arrest,15xHvJ EG 5 november 2002, zaak C-208/00, Jur. 2002, p. I-9919 (Überseering). waarin het met verwijzing naar artikel 58 EEG-Verdrag (het huidige art. 48 EG-Verdrag) de overwegingen van Daily Mail bevestigt. Het Hof leidt in Überseering daaruit af dat de mogelijkheid tot en de voorwaarden van verplaatsing van een vennootschap naar een andere lidstaat worden bepaald door de nationale wetsbepalingen van de lidstaat naar het recht waarvan de betrokken vennootschap is opgericht. Hieruit volgt volgens het Hof dat een lidstaat beperkingen kan stellen aan de verplaatsing van de werkelijke zetel van een naar zijn recht opgerichte vennootschap naar een andere lidstaat met behoud van rechtspersoonlijkheid naar het recht van de lidstaat van oprichting (punten 107-108).

      De free choice of connecting factors omvat naar de mening van het Hof de mogelijkheid voor de lidstaat om een naar zijn recht opgerichte vennootschap niet toe te staan deze hoedanigheid te behouden in het geval de vennootschap haar zetel verplaatst naar een andere lidstaat en daarmee de naar het nationale recht vereiste aanknoping verbreekt (punt 110). Deze bevoegdheid impliceert echter geen ‘immuniteit van de nationale wetgeving op het gebied van de oprichting en ontbinding van vennootschappen’ ten aanzien van de bepalingen in het EG-Verdrag inzake de vrijheid van vestiging. Daarom maakt het Hof een onderscheid tussen de grensoverschrijdende zetelverplaatsing met behoud van rechtspersoonlijkheid naar het recht van de lidstaat van oprichting en de zetelverplaatsing met wijziging van het op de vennootschap toepasselijke recht (punt 111). De vennootschap wordt met de zetelverplaatsing omgezet in een vennootschapsvorm die valt onder het nationale recht van de lidstaat waarnaar zij is verplaatst. In dat geval, zo oordeelt het Hof, bestaat er geen rechtvaardiging voor een lidstaat om een vennootschap te verhinderen zich om te zetten in een vennootschap naar het recht van een andere lidstaat ‘door de ontbinding en liquidatie van deze vennootschap te vereisen’, een en ander voor zover het recht van laatstgenoemde lidstaat dat toestaat. Een belemmering voor de feitelijke omzetting van een vennootschap in een vennootschap naar het recht van een andere lidstaat zonder voorafgaande ontbinding en liquidatie vormt volgens het Hof een op grond van artikel 43 EG-Verdrag niet-toegestane beperking van de vrijheid van vestiging. Een dergelijke beperking kan desalniettemin gerechtvaardigd zijn door een dwingende reden van algemeen belang (punten 112-113).

      Het Hof oordeelt ten slotte als volgt. De artikelen 43 en 48 EG-Verdrag dienen bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht zo te worden uitgelegd, dat zij zich niet verzetten tegen een regeling van een lidstaat die de krachtens zijn nationale recht opgerichte vennootschap belet om haar zetel naar een andere lidstaat te verplaatsen met behoud van haar hoedanigheid van vennootschap naar het recht van de lidstaat van oprichting (punt 124). Daarmee volgt het Hof de conclusie van de A-G niet.

    • Re-incorporatie door een rechtstreekse grensoverschrijdende zetelverplaatsing

      Mogelijkheden door het Cartesio-arrest

      Ondanks het feit dat het in de Cartesio-zaak ging om een (werkelijke) zetelverplaatsing zonder wijziging van het toepasselijke vennootschapsstatuut, wijdt het Hof toch flink wat woorden aan de vraag in hoeverre belemmeringen voor een grensoverschrijdende zetelverplaatsing van een vennootschap met wijziging van het toepasselijke vennootschapsrecht verenigbaar zijn met de vrijheid van vestiging. In hoeverre maken deze overwegingen re-incorporatie door middel van een grensoverschrijdende zetelverplaatsing nu mogelijk? Het Hof stelt voorop dat een zetelverplaatsing zonder wijziging van het toepasselijke vennootschapsstatuut onderscheiden moet worden van een verplaatsing van de zetel met wijziging ervan (re-incorporatie). Vervolgens overweegt het Hof dat het belemmeren van laatstgenoemde zetelverplaatsing wél een krachtens artikel 43 EG-Verdrag verboden beperking van de vrijheid van vestiging vormt. Met deze overwegingen effent het Hof het pad voor re-incorporatie door middel van een grensoverschrijdende zetelverplaatsing. Het ging in de onderhavige zaak overigens om een commanditaire vennootschap, maar gezien de bewoordingen van het Hof gelden de overwegingen in het Cartesio-arrest mijns inziens ook voor kapitaalvennootschappen. Vanwege de free choice of connecting factors dient voor het bewerkstelligen van re-incorporatie echter wel te zijn voldaan aan de vereisten die de lidstaat van ontvangst stelt voor het hebben van rechtspersoonlijkheid naar het recht van die lidstaat. Indien de vennootschap bijvoorbeeld voortaan beheerst wil worden door Frans recht, zal zij haar werkelijke zetel dienen te verplaatsen naar Frankrijk, omdat in het Franse recht de werkelijke zetelleer geldt. Dat zal, zeker voor grote ondernemingen, veelal geen sinecure zijn. Voor een vennootschap die onderworpen wil zijn aan het recht van een lidstaat die de incorporatieleer aanhangt, zoals Nederland, is het echter voldoende dat de statutaire zetel zich in die lidstaat bevindt.

      Noodzaak voor een Richtlijn Grensoverschrijdende zetelverplaatsing

      Een richtlijn die een geharmoniseerde procedure voor de grensoverschrijdende zetelverplaatsing biedt en waarin de regels hieromtrent op een algemene en systematische manier zijn neergelegd, zorgt voor duidelijkheid ingeval een vennootschap haar zetel grensoverschrijdend wil verplaatsen. Ook zal, zoals Vossestein terecht stelt, de komst van een richtlijn een versterking (en wellicht een voltooiing) van de Europese vrijheid van vestiging betekenen en de mobiliteit van ondernemingen in de Europese Unie vergroten.16xVossestein 2008, p. 61. Onder de voorwaarde dat de richtlijn hierover een duidelijke regeling opstelt, biedt het bovenal iedereen die bij de zetelverplaatsende vennootschap betrokken is, een goede bescherming en voorkomt het onduidelijkheid over het toepasselijke (vennootschaps)recht.17xZie ook T.M.C. Arons, Is er na het verwachte oordeel in de Cartesio-zaak nog behoefte aan een veertiende vennootschapsrichtlijn? Een mogelijke afronding van het Europese vennootschapsrecht, TvOB 2008, p. 96.

    • Slotbeschouwing

      Het Hof komt in het Cartesio-arrest tot een oordeel dat in lijn is met de Daily Mail- en Überseering-arresten. Andermaal is gebleken dat lidstaten beperkingen mogen stellen aan de mogelijkheden voor naar hun recht opgerichte vennootschappen om de zetel te verplaatsen naar een andere lidstaat met behoud van rechtspersoonlijkheid naar het recht van de lidstaat van oprichting. Het beletten van een vennootschap om haar zetel grensoverschrijdend te verplaatsen met wijziging van het toepasselijke recht (re-incorporatie) ‘door de ontbinding en liquidatie van deze vennootschap te vereisen’ kan daarentegen wel een op grond van artikel 43 EG-Verdrag niet-toegestane beperking van de vrijheid van vestiging vormen. Re-incorporatie via een grensoverschrijdende zetelverplaatsing biedt enkele voordelen ten opzichte van de grensoverschrijdende juridische fusie. Het Cartesio-arrest lijkt de rechtstreekse grensoverschrijdende zetelverplaatsing met wijziging van het toepasselijke recht mogelijk te maken. Een richtlijn op dit gebied blijft desalniettemin zeer gewenst.

    Noten

    • 1 Vgl. G.-J. Vossestein, De invloed van de EG op het vennootschapsrecht. Concurrentie tussen lidstaten: het Nederlandse beleid, in: A.S. Hartkamp, C.H. Sieburgh & L.A.D. Keus (red.), De invloed van het Europese recht op het Nederlandse privaatrecht, Serie Onderneming en Recht, Deel 42-II, Deventer: Kluwer 2007, p. 411-412.

    • 2 HvJ EG 16 december 2008, zaak C-210/06, nog niet gepubliceerd (Cartesio); raadpleegbaar via curia.europa.eu.

    • 3 E. Werlauff, Relocating a company within the EU, ECL 2008, p. 137-138.

    • 4 L.L. Hansen, Merger, moving and division across national borders – when case law breaks through barriers and overtakes directives, EBLR 2007, p. 196; G.-J. Vossestein, Transfer of the registered office. The European Commission's decision not to submit a proposal for a Directive, Utrecht Law Review 2008, nr. 1, p. 54-55.

    • 5 Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese Vennootschap (SE) (PbEG, L 294).

    • 6 Zie bijvoorbeeld J.W. Bellingwout, Verplaatsing van een Europese vennootschap (SE), Ondernemingsrecht 2001, p. 356; G.A. Ferrarini, Societas Europaea and the limits of harmonization: a view from Italy, in: T. Baums & A. Cahn (red.), Die Europäische Aktiengesellschaft: Umsetzungsfragen und Perspektiven, Berlijn: De Gruyter 2004, p. 79-80; E.P.M. Vermeulen, De ‘grensoverschrijdende’ rol van Europese rechtspersonen, WPNR (2007) 6721, p. 728.

    • 7 HvJ EG 13 december 2005, zaak C-411/03, Jur. 2005, p. I-10805 (Sevic Systems).

    • 8 Richtlijn nr. 2005/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen (PbEU, L 310).

    • 9 Vossestein 2008, p. 60.

    • 10 E. Wymeersch, Is a directive on corporate mobility needed?, EBOR 2007, p. 166.

    • 11 Deze toespraak is te vinden op de website van de Europese Commissie (ec.europa.eu) onder documentnummer SPEECH/07/441.

    • 12 Concl. A-G Poiares Maduro 22 mei 2008, zaak C-210/06, nog niet gepubliceerd (Cartesio); raadpleegbaar via curia.europa.eu.

    • 13 HvJ EG 27 september 1988, zaak 81/87, Jur. 1988, p. 5483 (Daily Mail en General Trust).

    • 14 Zie de noot van G.-J. Vossestein onder HvJ EG 13 december 2005, zaak C-411/03, Jur. 2005, p. I-10805, JOR 2006, 33 (Sevic Systems).

    • 15 HvJ EG 5 november 2002, zaak C-208/00, Jur. 2002, p. I-9919 (Überseering).

    • 16 Vossestein 2008, p. 61.

    • 17 Zie ook T.M.C. Arons, Is er na het verwachte oordeel in de Cartesio-zaak nog behoefte aan een veertiende vennootschapsrichtlijn? Een mogelijke afronding van het Europese vennootschapsrecht, TvOB 2008, p. 96.

Reageer

Tekst