(Uit)eindelijk een optioneel instrument voor Europees contractenrecht

Artikel

(Uit)eindelijk een optioneel instrument voor Europees contractenrecht

De conceptverordening voor een gemeenschappelijk Europees kooprecht

Trefwoorden Europees contractenrecht, optioneel instrument, consumentenrecht, kooprecht, wetgeving
Auteurs
Bron
Open_access_icon_oaa

      Met haar voorstel voor een verordening voor een gemeenschappelijk Europees kooprecht presenteert de Commissie een autonoom regime van contracten(koop)recht. Dit is een volledig geharmoniseerde set aan regels die bij grensoverschrijdende transacties in plaats van nationale (contracten)rechten kan worden gekozen. Deze bijdrage schetst de reikwijdte van dit voorstel en onderzoekt de toegevoegde waarde ervan. Hoewel deze verordening als een mijlpaal in de ontwikkeling van het Europese consumentenrecht kan worden gezien, is niet zonder meer duidelijk dat de consument hier ook echt beter van wordt. Zo plaatst de auteur enkele kritische kanttekening wat betreft de toepassing en de effecten van dit instrument in de (rechts)praktijk.

      Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht, COM (2011) 635 definitief - 2011/0284 (COD).

    • Inleiding

      Na jaren van een louter wetenschappelijk en politiek discours krijgt de toekomst van het Europees contractenrecht eindelijk gestalte. Dit gebeurde eind 2011 door middel van twee wetgevingsinitiatieven op het gebied van het consumentenrecht.
      Op 11 oktober 2011 heeft de Commissie haar voorstel voor een verordening voor een gemeenschappelijk Europees kooprecht gepubliceerd (hierna: Conceptverordening). Hoewel dit noch uit de titel, noch (expliciet) uit de toelichting duidelijk wordt, gaat het daarbij om het befaamde ‘optioneel instrument’ als een van de beleidsopties van de Commissie op het gebied van het Europees privaatrecht. In feite wordt daardoor een autonoom regime van contracten(koop)recht in het leven geroepen dat naast de reeds bestaande nationale contractenrechten bestaat. Partijen kunnen vervolgens een (rechts)keuze voor dit gemeenschappelijk Europees kooprecht maken. Deze optie werd in de eerdere consultatieronde daaromtrent door velen – hoewel als schemerig en niet erg concreet – als minder ingrijpend dan een Europees Burgerlijk Wetboek ervaren (de meest verregaande optie), maar concreter dan een ‘tool box’ voor de EU-wetgever (de minst ingrijpende optie).1x Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht, COM (2011) 635 definitief - 2011/0284 (COD).
      Vervolgens werd op 25 oktober 2011 een nieuwe richtlijn betreffende consumentenrechten gepubliceerd die uiterlijk op 13 december 2013 door de lidstaten moet worden geïmplementeerd (Richtlijn consumentenrechten).2x Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad, Pb. EU 2011, L 304/64. Dit instrument vervangt de bestaande richtlijnen3x Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, Pb. EG 1985, L 372/31, respectievelijk Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten, Pb. EG 1997, L 144/19. colportage en koop op afstand en moderniseert de desbetreffende regimes door deze aan nieuwe (vooral technologische) ontwikkelingen aan te passen en onduidelijkheden glad te strijken.4x Voor een uitvoerige uiteenzetting van het nieuwe regime voor overeenkomsten op afstand, zie C. Jeloschek en V. van Druenen, ‘Het nieuwe regime voor overeenkomsten op afstand – van radicaal vernieuwen naar behoudend moderniseren?’, TvIR 2012/1, p. 4-12. Daarnaast worden er ook nieuwe consumentenrechten geïntroduceerd die voor alle overeenkomsten gelden, dus ook indien deze buiten verkoopruimten of niet op afstand zijn gesloten.5x Dit beperkt zich echter tot de invoering van bepaalde (algemene) informatieverplichtingen en enkele regels betreffende levering, risico-overgang en kosten voor betaling en communicatie. Opvallend is daarbij dat de Richtlijn consumentenrechten uitgaat van een nieuwe aanpak, namelijk maximumharmonisatie van de desbetreffende regels in tegenstelling tot de tot nu toe gebruikelijke minimumharmonisatie van richtlijnen op het gebied van het consumentenrecht. Dit komt in principe neer op één uniform niveau van consumentenbescherming in de EU nu het de lidstaten in beginsel niet meer vrij staat om striktere bepalingen in hun nationale recht op te nemen dan wel te blijven hanteren.
      In het licht van deze twee wetgevingsinitiatieven rijzen verschillende vragen. Wat is de verhouding tussen deze twee instrumenten die immers beide voortvloeien uit de discussie omtrent de toekomst van het Europese privaatrecht? Waarom adresseert de Conceptverordening aspecten van het kooprecht die al in de Richtlijn consumentenrechten zijn geregeld? Wat houdt de (rechts)keuze voor het gemeenschappelijk Europees kooprecht onder de Conceptverordening eigenlijk in? Meer in het algemeen: hoe verhoudt de Conceptverordening zich tot de andere pogingen van de Commissie om het bestaande acquis communautaire te hervormen?6x Voor een beschrijving van dit programma, zie <http://ec.europa.eu/consumers/rights/cons_acquis_en.htm> (bezocht op 30 december 2011). Of, om deze laatste vraag krachtiger te formuleren, wat is de toegevoegde waarde van de Conceptverordening ten opzichte van de bestaande consumentenbescherming op Europees niveau en worden consumenten hier ook echt beter van?
      In deze bijdrage zal ik proberen antwoorden op deze vragen te geven en zodoende meer duidelijkheid te scheppen ten aanzien van de praktische betekenis en het nut van de Conceptverordening. Daartoe zal ik eerst stilstaan bij de pogingen tot hervorming van het Europees contractenrecht gedurende het afgelopen decennium. Vervolgens zal ik de Conceptverordening bespreken en daarbij achtereenvolgens ingaan op de reikwijdte, het toepassingsgebied en de hoofdlijnen van de materieelrechtelijke regels. Dan zal ik enkele kritische kanttekeningen plaatsen om daarna met enkele conclusies af te sluiten.

    • Hervorming van het Europees contractenrecht in vogelvlucht

      Van een academisch project naar een instrumentarium voor de EU-wetgever

      De aanzet tot een principiëlere hervorming van het Europees contractenrecht – namelijk een harmonisatie die verder gaat dan de publicatie en omzetting van Europese richtlijnen op specifieke terreinen van consumentenbescherming – kwam vanuit het Europees Parlement en de wetenschap.7x Zie de resoluties van het Europees Parlement van (o.m.) 26 mei 1989, 6 mei 1994, 15 mei 2001 en 2 september 2003. Mede in het licht van de eerste politieke signalen is de Study Group on a European Civil Code in 1999 begonnen met onderzoek naar de haalbaarheid van een Europees BW.8x De auteur was tot medio 2005 als onderzoeker aan deze groep verbonden. Zie V. Heutger, E. Hondius, C. Jeloschek, H. Sivesand en A. Wiewierowksa (red.), Principles of European Law – Sales (PELS), München: Sellier 2008. Daarnaast hield de Acquis Group zich bezig met onderzoek naar het bestaande Europees privaatrecht, zoals neergelegd in verordeningen, richtlijnen en de Europese rechtspraak. In vervolg op haar actieplan voor een meer coherent Europees contractenrecht van 2003 heeft de Commissie (onder meer) deze twee groepen belast met het opstellen van een referentiekader bestaande uit grondbeginselen, definities en modelregels op het gebied van het Europees contractenrecht.9x Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad - Een coherenter Europees verbintenissenrecht - Een actieplan, COM (2003) 68 definitief, Pb. EU 2003, C 63/1.
      In 2009 is de definitieve versie van deze Draft Common Frame of Reference (DCFR) gepubliceerd.10x C. Von Bar, E. Clive en H. Schulte Nölke (red.), Principles, Definitions and Model Rules of European Private Law. Draft Common Frame of Reference (DCFR), München: Sellier 2009. Dit was echter nog steeds – letterlijk en figuurlijk – een ‘academic exercise’, nu daarmee op het Europees (politiek) toneel verder weinig gebeurde. Pas op 1 juli 2010 publiceerde de Commissie een groenboek voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en handelaren met daarin een zevental beleidsopties voor de toekomst (hierna: Groenboek).11x Groenboek van de Commissie over beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen, COM (2010) 348 definitief.
      Naast deze m.i. meer abstracte initiatieven heeft de Commissie in 2006, mede naar aanleiding van het hierboven genoemde academisch onderzoek, een concreet hervormingsprogramma van het bestaande acquis communautaire gestart.12x Zie de resoluties van het Europees Parlement van (o.m.) 26 mei 1989, 6 mei 1994, 15 mei 2001 en 2 september 2003. Aanleiding voor deze zoektocht naar een nieuwe benadering van het Europees consumentenrecht waren (onder meer): (1) de noodzaak om de (soms al verouderde) bestaande regels te moderniseren en te vereenvoudigen, (2) de tegenstrijdigheid van Europese richtlijnen onderling, (3) de onvolledigheid en leemtes als gevolg van de Europese piece-meal wetgeving en (4) het feit dat de Europese wetgeving door de verschillende omzetting in de lidstaten met vaak verdergaande bescherming op nationaal niveau (weer) sterk gefragmenteerd was. Uiteindelijk valt de Richtlijn consumentenrechten als het eerste concrete resultaat te beschouwen van deze pogingen om het Europese consumentenrecht te herzien.

      De wording van een optioneel instrument

      In mei 2010 heeft de Commissie een Expert Group in het leven geroepen om de haalbaarheid van een concept instrument voor het Europees contractenrecht te onderzoeken.13x Besluit (2010/233) van de Commissie van 26 april 2010 tot oprichting van de deskundigengroep voor het gemeenschappelijke referentiekader op het gebied van het Europees contractenrecht, Pb. EU 2010, L 105/109). Daarbij vroeg de Commissie om rekening te houden met verschillende scenario’s wat betreft de aard van dit instrument, nu ze nog geen positie had ingenomen wat betreft de beleidsopties van het Groenboek.
      Deze haalbaarheidsstudie is op 3 mei 2011 door de Expert Group gepubliceerd.14x <http://ec.europa.eu/justice/contract/files/feasibility_study_final.pdf>. Dit werd gedaan door middel van een complete set van regels op het gebied van contractenrecht die alle relevante onderwerpen voor transacties op de interne markt afdekken. De Expert Group maakte echter duidelijk dat nu de Commissie aan zet was om te besluiten of en hoe haar studie dan wel tekst als uitgangspunt voor toekomstige initiatieven kan dienen.

      De kogel is door de kerk…

      Op 8 juni 2011 heeft het Europees Parlement zich uitgesproken voor een optioneel instrument met de mogelijkheid om dit met een ‘toolbox’ te complementeren. Vervolgens heeft de Commissie met de publicatie van de Conceptverordening op 11 oktober 2011 duidelijk gemaakt dat een dergelijk optioneel instrument het gebied van het Europees (contracten)kooprecht bestrijkt.
      De reden voor deze keuze ligt voor de hand. De Commissie wil – en kan (onder meer in het licht van het subsidiariteitsbeginsel) – uiteindelijk slechts actief worden om de interne markt (en dus grensoverschrijdende transacties tussen lidstaten) te bevorderen.15x Dit blijkt duidelijk uit de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 11 oktober 2011 betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht om grensoverschrijdende transacties in de eengemaakte markt te vergemakkelijken, COM (2011) 636 definitief. De Conceptverordening gaat ervan uit dat nationale verschillen in het consumenten(koop)recht grensoverschrijdende transacties belemmeren.16x Zie overwegingen 1 t/m 7. Zo worden handelaren door de hoge transactiekosten (voor het uitzoeken van vreemde rechtsregels en compliance) tegengehouden van zaken doen in andere landen. Ook consumenten zien af van aankopen in het buitenland nu ze geen (rechts)zekerheid hebben wat hun rechten betreft.

    • Overzicht van de conceptverordening

      Reikwijdte en toepasselijkheid (opt-in)

      De Conceptverordening bevat een uniforme set van contractenrechtelijke regels voor grensoverschrijdende transacties voor de koop van zaken, de levering van digitale content en de levering van daaraan verwante diensten (art. 1 lid 1 en Annex I, hierna: ‘de Regels’). Deze Regels gelden echter slechts indien partijen met de toepasselijkheid ervan hebben ingestemd (art. 3), om welke reden er dan ook sprake is van een optioneel instrument.
      Deze toestemming dient aan bepaalde voorwaarden te voldoen. Bij consumententransacties is hiervoor een uitdrukkelijke toestemming vereist die onafhankelijk – en dus los – van de wilsverklaring moet gebeuren waarmee partijen de eigenlijke overeenkomst sluiten (art. 8 lid 2). Bovendien is het niet mogelijk om de Regels slechts gedeeltelijk van toepassing te verklaren bij consumententransacties (art. 8 lid 3). Voor transacties tussen handelaren waarvan ten minste één een MKB’er is, geldt deze uitdrukkelijke ‘opt-in’ overigens niet.
      Voorts moet een handelaar de consument vóór het sluiten van de overeenkomst wijzen op de beoogde toepasselijkheid van de Regels (art. 9). Dit dient door middel van het formulier in Annex II te gebeuren. Waar de overeenkomst via telefoon of anderszins op een wijze is gesloten waardoor dit formulier niet kan worden verstrekt – of indien de handelaar dit nalaat – is de consument pas aan de overeenkomst gebonden als hij deze informatie alsnog ontvangt en uitdrukkelijk instemt met de toepasselijkheid van Regels.
      Indien partijen op de hierboven geschetste wijze geldig de toepasselijkheid van de Regels zijn overeengekomen, wordt de relatie tussen partijen voor wat betreft de in de Conceptverordening geregelde onderwerpen uitsluitend door de Regels beheerst (art. 11). Nu er in feite een volledig geharmoniseerd (tweede) rechtsstelsel voor contractenrecht binnen de lidstaten wordt gecreëerd, is er geen ruimte meer voor de toepassing van afwijkende nationale regels op het gebied van consumentenrecht.17x Zoals voorzien in art. 6 lid 2 van de Rome I-Verordening omtrent het toepasselijke recht (zie overweging 12).

      Toepassingsgebied

      Wat betreft het geografische toepassingsgebied zijn de Regels in beginsel slechts op grensoverschrijdende transacties van toepassing (art. 4). Hiervoor is vereist dat de partijen niet in hetzelfde land hun woonplaats hebben. Bij consumententransacties is dit het geval als het door de consument opgegeven adres, het leveringsadres of het factuuradres zich in een ander land dan de vestigingsplaats van de handelaar bevinden. In alle gevallen dient een van de partijen haar domicilie in een EU-lidstaat te hebben. Het relevante toetsingsmoment voor het vaststellen van een grensoverschrijdende transactie is het tijdstip van de expliciete (rechts)keuze voor de Regels.
      Materieelrechtelijk gezien bevat de Conceptverordening Regels omtrent drie verschillende soorten contracten (art. 5): (1) koop van zaken, (2) levering van digitale content18x Dat wil zeggen digitale content – ongeacht of deze op een materiële drager is vastgelegd – die opgeslagen, verwerkt of toegankelijk gemaakt wordt en door de gebruiker hergebruikt kan worden. en (3) levering van aanverwante diensten. Vernieuwend is daarbij dat ook levering van digitale content en van aanverwante diensten samen met koop worden geregeld. Opvallend is verder dat voor deze twee contracttypes niet is vereist dat er sprake is van een (separate) tegenprestatie, dus een prijs. De Regels zijn niet van toepassing op gemengde overeenkomsten die nog andere dan de drie genoemde elementen bevatten en op overeenkomsten waarbij de handelaar de consument krediet verleent door uitgestelde betaling,19x Deze uitzondering lijkt in de Nederlandse context moeilijk te begrijpen. Zo is het namelijk bij internethandelaren gebruikelijk om betaling uit te (kunnen) stellen, hetzij door een later tijdstip voor betaling, hetzij door het betalen in termijnen met een opslag. een krediet of andere financiële tegemoetkomingen (art. 6). De laatste uitzondering geldt echter niet voor periodieke leveringen van zaken, digitale content of diensten die in termijnen worden betaald.
      Het persoonlijke toepassingsgebied van de Regels beperkt zich in beginsel tot consumententransacties waar de verkoper c.q. leverancier een handelaar is (art. 7). Indien beide partijen handelaren zijn, kunnen de Regels worden toegepast indien een van de partijen een MKB’er is. Dit is het geval als een bedrijf minder dan 250 werknemers heeft én een jaarlijkse omzet van minder dan 50 miljoen euro of een jaarrekening van minder dan 43 miljoen euro. Ten slotte hebben lidstaten de optie om de Conceptverordening ook op twee andere situaties toe te passen, namelijk zuiver nationale transacties en op B-2-B transacties waar geen MKB’er partij bij is.

      Hoofdlijnen van de geregelde onderwerpen

      Zoals reeds aangestipt, bevat de Conceptverordening een complete set aan bepalingen op het gebied van koop(contracten)recht. Daardoor wordt het hele terrein van (koop)contractenrecht bestreken en komen dus alle relevante contractenrechtelijke vraagstukken aan de orde. Het gaat daarbij (naar Nederlandse terminologie) om de volgende onderwerpen: (1) precontractuele informatieverplichtingen, (2) totstandkoming, (3) herroepingsrecht, (4) dwaling en andere wilsgebreken, (5) uitleg en inhoud van contracten, (6) onredelijk bezwarende bedingen (c.q. algemene voorwaarden), (7) verplichtingen van de verkoper en rechten van de koper, (8) verplichtingen van de koper en rechten van de verkoper, (9) overgang van risico, (10) verplichtingen en rechten van partijen omtrent gerelateerde dienstenovereenkomsten, (11) schadevergoeding, (12) ongedaanmakingsverplichtingen (bij wilsgebreken en bij ontbinding) en (13) verjaring.
      Gezien het grote aantal Regels – in totaal 186 (!) artikelen – kunnen hier slechts enkele hoogtepunten worden weergegeven. Alvorens ik in zal gaan op (met name) de bepalingen die afwijken van Nederlands recht of anderszins in het oog springen, zijn twee algemene opmerkingen op zijn plaats. Ten eerste moge duidelijk zijn dat de Conceptverordening met deze uitputtende Regels een gigantische stap voorwaarts maakt nu er voor het eerst een coherent regime bestaat dat alle relevante aspecten van koop- en aanverwante transacties bestrijkt. Daarmee is hoe dan ook de reeds aangestipte weg van een piece-meal benadering verlaten en heeft de Commissie voor een allesomvattende benadering gekozen. Ten tweede zijn de Regels op de relevante Europese richtlijnen op het gebied van consumenten(contracten)recht gebaseerd. Dit betekent dat met onderwerpen zoals de informatieverplichtingen en het herroepingsrecht onder de Richtlijn consumentenrecht, oneerlijke handelsbedingen en bestaande regels op het gebied van consumentenkoop rekening is gehouden. Hier en daar wordt deze bescherming echter uitgebreid, zoals het ‘gelijkschakelen’ van de levering van digitale content met het kooprecht van roerende zaken.
      Bij de inleidende (algemene) bepalingen valt op dat de Regels ‘autonoom en in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen die eraan ten grondslag liggen worden uitgelegd’ (art. 4). Dit is op zich zelf niet anders dan bij richtlijnen, die uiteindelijk door het Hof van Justitie worden uitgelegd. Echter, in het licht van de grote hoeveelheid van bepalingen zal het even duren voordat eventuele onduidelijkheden voor het Hof van Justitie komen. In dit verband valt te betreuren dat de Conceptverordening slechts Regels bevat en geen toelichtingen en/of commentaar.20x De Expert Group heeft bij het opstellen van de Regels voortgeborduurd op eerdere (reeds genoemde) academische projecten (zoals de Principles of European Contract Law en de Principles of European Law - Sales). Deze regels bevatten echter naast de zogenoemde black-letter rules ook nog toelichtingen en commentaar.
      Wat betreft de precontractuele informatieverplichtingen sluiten de Regels naadloos aan bij het vernieuwde regime als gevolg van de Richtlijn consumentenrechten (hfdst. 2). Dit komt in feite neer op een forse uitbreiding van de informatieverplichtingen voor zowel colportage en overeenkomsten op afstand, als ook voor ‘gewone’ koopovereenkomsten. Deze gedachte van disclosure wordt ook doorgetrokken naar zuivere handelsrelaties. Zo moeten ook handelaren onderling bepaalde informatie met elkaar uitwisselen die ze, kort gezegd, van elkaar mochten verwachten (art. 23). Nieuw is verder – althans in de context van koop(contracten)recht21x Zie Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad, Pb. EU 2005, L 149/22. – dat de verstrekte informatie correct en niet misleidend moet zijn (art. 28).
      Wat betreft conflicterende algemene voorwaarden, dus de battle of forms, hanteren de Regels een pragmatische oplossing. In dit geval wordt namelijk wel een overeenkomst gesloten voor zover de conflicterende algemene voorwaarden in wezen overeenstemmen (art. 39). Dit is slechts anders als de andere partij (1) vóór het sluiten van de overeenkomst uitdrukkelijk (en niet door middel van algemene voorwaarden) heeft aangegeven niet op grond van deze regel gebonden te willen zijn, of (2) dit zonder onnodige vertraging alsnog aan de wederpartij mededeelt.
      Ook wat betreft het herroepingsrecht sluiten de Regels naadloos aan bij het vernieuwde regime als gevolg van de Richtlijn consumentenrechten (hfdst. 4). Dit komt neer op een verlenging van de herroepingstermijn van zeven naar veertien dagen (voor overeenkomsten op afstand) en een verduidelijking van de rechten en plichten van beide partijen bij uitoefening van dit recht.
      Bij de bepalingen omtrent uitleg van de overeenkomst valt op dat de Regels veel aandacht besteden aan verschillende aspecten die niet expliciet in het Nederlandse recht terug te vinden zijn. Zo prevaleert bij divergerende taalversies zonder een duidelijke rangordebepaling de versie waarin de overeenkomst is opgesteld (art. 61), hebben individueel uitonderhandelde voorwaarden voorrang boven algemene voorwaarden (art. 62) en worden bepalingen ten faveure van consumenten uitgelegd (art. 64).
      Wat betreft de inhoud van overeenkomsten kunnen onder bepaalde voorwaarden ook impliciete, aanvullende voorwaarden gelden (art. 68), hetgeen overeen lijkt te stemmen met de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid naar Nederlands recht. Voor de totstandkoming van een overeenkomst door gebruik van algemene voorwaarden geldt een minder strikt regime dan naar Nederlands recht, nu geen fysieke terhandstelling is vereist. In plaats hiervan moeten de algemene voorwaarden slechts ‘onder de aandacht’ van de wederpartij worden gebracht vóór of bij het sluiten van de overeenkomst (art. 70). Bij consumenten is een enkele verwijzing naar algemene voorwaarden niet voldoende, zonder dat dit lijkt te betekenen dat de consument ook een kopie moet ontvangen.
      Wat betreft de vraag of bedingen oneerlijk bezwarend zijn, sluiten de Regels nauw aan bij het bestaande regime onder de desbetreffende richtlijn (hfdst. 8). Uitgangspunt is daarbij een algemene redelijkheidtoets voor consumententransacties die door middel van een zwarte en een grijze lijst nader in wordt gevuld (zie art. 83 t/m 85). Nieuw is dat een soortgelijke redelijkheidtoets ook voor handelaren onderling geldt waarvan contractueel niet kan worden afgeweken (art. 81). De lat lijkt echter hoger te liggen dan de redelijkheidstoets onder Nederlands recht, nu het moet gaan om een gebruik hetgeen ‘grovelijk afwijkt van de gangbare handelspraktijken en indruist tegen de goede trouw en de redelijkheid en billijkheid.’ (art. 86).
      Bij de regels omtrent de rechten en plichten van partijen springen drie punten het meest in het oog. Ten eerste worden nu ook de levering van digitale content en van aanverwante diensten samen met koop geregeld. Dit houdt rekening met het feit dat consumententransacties in het huidige digitale tijdperk vaak niet meer op de levering van zaken zien. Deze gedachte is al in de Richtlijn consumentenrechten uitgewerkt en zal in het kader van de omzetting van deze richtlijn ingang (moeten) vinden in het Nederlands recht. Opvallend is dat de Regels nog een stap verder gaan nu de levering van digitale content over (bijna) dezelfde kam wordt geschoren als de levering van zaken. Dit blijkt onder meer uit de bepalingen omtrent de verplichtingen van de verkoper, waaronder de regels met betrekking tot non-conformiteit (art. 99 t/m 105). Sommige bepalingen lijken nog wat ‘wennen’ voor de praktijk van levering van bijvoorbeeld software, zoals verkeerde installatie als gevolg van een gebrekkige installatiehandleiding (art. 101) en de omkering van bewijslast gedurende de eerste zes maanden na levering (art. 105 lid 2).22x Zo gaan End-User Licence Agreements doorgaans uit van beperkte garanties voor software wat betreft functionaliteiten, gebreken en het foutloos functioneren buiten een initiële termijn van meestal 90 dagen.
      Ten tweede is voor ontbinding buiten consumententransacties een wezenlijke tekortkoming vereist (art. 114 jo. art. 87 lid 2). Dit concept is strikter dan het criterium onder Nederlands recht, dus de vraag of een tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt. In het geval van ontbinding (en bij andere rechten van een handelaar-koper) heeft de verkoper het recht om eerst het verzuim te herstellen (art. 109). Hoewel dit qua terminologie niet rijmt met de notie van verzuim onder Nederlands recht, komt deze rechtsfiguur (in het Engels beter aangeduid als ‘right to cure’) qua effect overeen met het vereiste van ingebrekestelling.
      Ten derde geldt het recht van de verkoper op herstel van verzuim voor consumenten niet (art. 106 lid 3). Dit neemt echter niet weg dat een consument pas kan ontbinden nadat hij de verkoper een aanvullende termijn voor nakoming heeft gegeven (art. 115). Voorts zijn consumenten, in tegenstelling tot Nederlands kooprecht, niet verplicht eventuele gebreken aan de verkoper mede te delen (art. 106 lid 3). Onderzoeks- en klachtplichten gelden namelijk slechts tussen handelaren onderling (art. 121 ev.).

    • Enkele kritische kanttekeningen

      Verhouding tot andere (recente) wetgeving in het Europees consumentenrecht

      Zoals al in de inleiding aangestipt, is op het eerste gezicht niet duidelijk hoe de Conceptverordening zich verhoudt tot andere recente ontwikkelingen in het Europese consumentenrecht. Dit geldt voor het reeds genoemde hervormingsprogramma van de Commissie in het algemeen en de Richtlijn consumentenrechten in het bijzonder.
      Uitgangspunt bij deze vergelijking moet de ratio achter beide instrumenten zijn. Zo vertonen de beweegredenen achter de Richtlijn consumentenrechten en de Conceptverordening grote gelijkenissen; het gaat in beide gevallen, kort gezegd, om het realiseren van het volledige potentieel van de interne markt. Voorts komen de nieuwe regels op het gebied van kooprecht onder de Richtlijn consumentenrechten – dus de herziene regimes voor e-commerce respectievelijk colportage en de algemene rechten van consumenten bij koop – in de Conceptverordening terug. Vervolgens gaat de Conceptverordening echter, zoals hierboven geschetst, veel verder dan de Richtlijn consumentenrechten en andere richtlijnen op het gebied van Europees consumentenrecht.
      Hoewel dit zonder twijfel kan worden gezien als toegevoegde waarde voor consumentenbescherming in Europa, zit het verschil in de aard van de instrumenten. Immers, de Conceptverordening bevat uniforme regels die pas gelden als partijen dit expliciet zijn overeengekomen. Doen ze dat niet, dan geldt weer het toepasselijke nationale recht met het niveau van bescherming dat Europese richtlijnen op het desbetreffende gebied vereisen. In dat opzicht is de Richtlijn consumentenrecht m.i. als een grotere stap naar voren te beschouwen dan de Conceptverordening. Immers, door dit instrument wordt het level playing field in de EU gelijk getrokken zonder dat hiervoor eerst toestemming over de toepasselijkheid van de Regels moet worden bereikt. Uiteindelijk zullen namelijk handelaren moeten afwegen of ze liever voor één uniform regime voor alle landen in ruil voor meer bescherming van consumenten kiezen, of de bestaande nationale regels blijven hanteren. De consument komt dus pas in het genot van verdergaande Regels als de handelaar dit voordelig acht. Met andere woorden: de verdergaande bescherming van consumenten onder de Conceptverordening staat en valt met de acceptatie van de Regels door handelaren, en niet in de eerste plaats door consumenten. Vanuit het oogpunt van consumentenbescherming is dit zeker te betreuren.
      Bovendien rijst de vraag hoe de Regels zich verhouden tot mogelijke hervormingen van het consumenten(contracten)recht op andere terreinen, zoals een eventuele herziening van de Richtlijn consumentenkoop en de Richtlijn oneerlijke handelsbedingen. Hoewel deze hervormingen in het kader van de Richtlijn consumentenrechten niet zijn gelukt, is immers niet uit te sluiten dat de Commissie op den duur ook deze richtlijnen gaat herzien. Zoals reeds uiteengezet, is dit in het licht van consumentenbescherming ook noodzakelijk omdat anders de mate van bescherming aan de handelaren wordt overgelaten. Vormen de desbetreffende Regels dan een plafond voor dergelijke nieuwe wetgevingsactiviteiten? De Conceptverordening gaat immers ervan uit dat de consument bij een keuze voor de Regels in de Conceptverordening kiest voor een uniform Europees (consumenten)kooprecht met uitsluiting van het nationale kooprecht dat anders de transactie zou beheersen. In die zin verdringt de Conceptverordening – indirect – ook de Richtlijn consumentenrechten en andere richtlijnen voor zover deze betrekking hebben op kooprecht.

      Wat de boer niet kent…

      Onder de Conceptverordening moeten partijen voor de toepasselijkheid van de Regels hebben gekozen. Dit vereist in eerste instantie dat de handelaar de consument deze optie eerst moet hebben geboden. In het licht van de mogelijke nadelen van de Regels – kort samengevat, het feit dat de consument verder wordt beschermd dan onder bestaande richtlijnen – is dit niet vanzelfsprekend.
      Dat handelaren niet massaal voor de Regels zullen kiezen, valt m.i. ook uit de ervaringen met een vergelijkbaar uniform kooprecht af te leiden.23x Dat het daarbij gaat om handelskooprecht – en dus niet om consumententransacties – maakt dit niet anders. Immers, handelaren streven in beiden gevallen (dus B2B- en B2C-transacties) naar rechtszekerheid en uniforme regels. Zo bestaat er al drie decennia lang één (handels)kooprecht voor grensoverschrijdende transacties, te weten het Weens Koopverdrag uit 1980. Dit instrument speelt echter – zeker in de Nederlandse rechtspraktijk – een zeer beperkte rol nu partijen de toepasselijkheid ervan in principe altijd contractueel uitsluiten. Als dat al het geval is bij een instrument dat geldt tenzij het wordt uitgesloten (dus een opt-out), is het aannemelijk dat de hobbel door de opt-in van de Conceptverordening nog groter is.
      Bovendien kan het Weens Koopverdrag nog een les leren. Een praktische reden voor het niet toepassen van dit instrument is domweg gebrek aan kennis én vertrouwen bij zowel partijen als hun advocaten of andere adviseurs. Opmerkelijk is daarbij dat partijen het Weens Koopverdrag in de praktijk zelden tot nooit als ‘neutraal’ alternatief zien, en dus bij vastgelopen onderhandelingen over de rechtskeuze ook niet daarnaar uitwijken.
      Vervolgens moet de consument zijn uitdrukkelijke toestemming geven. Om te beginnen is deze opt-in regeling ingewikkeld en formeel – welke consument begrijpt een separate toestemming vóór het sluiten van een overeenkomst? – en daarom al in potentie afschrikwekkend. Bovendien is het maar de vraag of de consument voor een recht zal kiezen dat hij waarschijnlijk helemaal niet kent. Hoewel cynici zullen zeggen dat dit ook voor het eigen nationaal recht geldt,24x Zie in dit verband ook uitdrukkelijk de pragmatische regel voor algemene voorwaarden in art. 6:232 BW, op grond waarvan algemene voorwaarden ook gelden als de consument de inhoud ervan niet kent. is het aannemelijk dat men sceptisch tegenover een Europees kooprecht staat. De consument die dan maar toch liever voor zijn eigen recht kiest, heeft daarmee ook nog gelijk. Zijn (nationale) consumentenrechten kunnen hem op grond van Rome I namelijk niet ontnomen worden.25x Deze nationale regels zijn als consumentenrecht immers doorgaans dwingendrechtelijk van aard en kunnen door een rechtskeuze niet opzij worden gezet. Voor de Conceptverordening geldt dit niet. Nu deze

      ‘een geheel van volledig geharmoniseerde dwingende bepalingen inzake consumentenbescherming bevat, zullen er, wanneer partijen voor toepassing van het gemeenschappelijk Europees kooprecht hebben gekozen, op dit gebied geen ongelijkheden meer zijn tussen de rechtsstelsels van de lidstaten. Bijgevolg kan artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 593/2008, dat uitgaat van het bestaan van verschillende niveaus van consumentenbescherming in de lidstaten, geen praktisch belang meer hebben voor onder het gemeenschappelijk Europees kooprecht vallende kwesties’ (overweging 12).

      In het licht van de bovengenoemde redenen zullen m.i. kennis en vertrouwen een grote rol spelen bij de toepasselijkheid van de Regels. Dit geldt zowel voor de handelaren die voor de Regels moeten kiezen – en deze dus als een ‘voordeel’ moeten ervaren – als ook voor consumenten die nauwelijks hun eigen (nationaal) recht kennen. Of dit gebrek aan wetenschap van het recht van zowel handelaren als ook consumenten mede door de oprichting van een databank van rechtspraak kan worden verholpen (zoals art. 14 en overweging 34 suggereren), is in het licht van vergelijkbare projecten twijfelachtig.26x Zo heeft de databank voor oneerlijke handelsbedingen (CLAB) in de rechtspraktijk een tamelijk geringe rol gespeeld.

      Recht als oorzaak voor tegenvallende grensoverschrijdende transacties?

      Zoals al aangestipt, gaat de Conceptverordening ervan uit dat nationale verschillen in het consumenten(koop)recht grensoverschrijdende transacties belemmeren. Dit blijkt uit vele studies en enquêtes die zijn verricht op dit vlak, zowel onder bedrijven als onder consumenten.
      Wat opvallend is, is dat dit (mede) in de sleutel van transactiekosten wordt gezien.27x Zie inleidende opmerkingen bij de Conceptverordening. Immers, handelaren moeten onderhandelen over het toepasselijke recht, informatie vergaren over vreemd recht en advies inwinnen om de implicaties van andere rechtsregels te begrijpen en hun contracten daaraan aan te passen. Daardoor worden grensoverschrijdende transacties duurder dan transacties in één land. De mogelijkheid van het kunnen hanteren van één uniform contractenrecht voor alle grensoverschrijdende transacties en het kunnen hanteren van één website zou hier soelaas kunnen bieden.
      Maar klopt deze veronderstelling wat betreft transactiekosten eigenlijk in deze mate?28x Zo vraagt ook het Europees Parlement in de resolutie van 8 juni 2011 om meer onderzoek wat betreft transactiekosten (zie overweging K). Met andere woorden: zal een handelaar in alle gevallen het (consumenten)recht van andere landen tot de bodem uit (laten) zoeken? Handelaren die grensoverschrijdend actief zijn, zullen zonder twijfel nadenken over vreemd recht en mogelijke problemen bij grensoverschrijdende transacties. De aanname van de internetondernemer die eerst alle jurisdicties in de EU laat checken, lijkt echter overdreven. In mijn ervaring maakt een (internet)handelaar in de praktijk eerder een inschatting van risico’s, bijvoorbeeld door slechts bepaalde landen te laten checken of ervoor te kiezen om bij mogelijke conflicten met buitenlandse consumenten een minnelijke oplossing te zoeken. Daar komt nog bij dat bij vele nieuwe diensten via internet, zoals het leveren van apps, het toepasselijke recht (of zelfs het recht in het algemeen) in het licht van de geringe waarde van een dergelijke individuele aankoop of om andere praktische redenen een te verwaarlozen rol lijkt te spelen.
      Ten slotte spelen m.i. ook bij consumenten andere factoren dan het toepasselijke recht een rol bij de terughoudendheid ten opzichte van grensoverschrijdende transacties, zoals de taal, de bereikbaarheid van buitenlandse handelaren voor vragen, de mogelijkheid van after-sales services en de toegang tot het recht.29x Zie ook overweging G in de resolutie van 8 juni 2011 van het Europees Parlement. Wat betreft het laatste, is het aannemelijk dat de laagdrempelige toegang tot het recht door middel van geschillencommissies in Nederland zeker een argument is om thuis te (blijven) shoppen.

    • Conclusies

      Met de publicatie van de Conceptverordening is in ieder geval een belangrijke stap gezet nu de Commissie daarmee uiteindelijk positie heeft ingenomen wat betreft de mogelijke toekomst van het Europees contracten- dan wel privaatrecht. Daarmee lijkt zich de impact van de DCFR vooralsnog te beperken tot het in het leven roepen van een optioneel Europees (consumenten)kooprecht voor grensoverschrijdende transacties. Dit zou niet verbazen nu het kooprecht bij uitstek meer bij zou kunnen dragen aan het realiseren van een echte interne markt.
      Met deze stap is bovendien duidelijk(er) wat een optioneel instrument eigenlijk inhoudt. Of deze aanpak – mede in het licht van de vereiste specifieke opt-in – erg praktisch en gelukt is, zal uit de discussie naar aanleiding van de Concept Verordening moeten blijken. Nu is immers weer de politiek aan zet, meer in het bijzonder het Europees Parlement en de EU-lidstaten die dit initiatief nog moeten omarmen. Daarbij helpt het feit dat er slechts sprake is van een optioneel instrument, waardoor het nationaal contractenrecht (en daarmee de soevereiniteit) in principe niet aangetast wordt. Een belangrijke rol zal de verhouding met de Richtlijn consumentenrechten spelen, waarmee een belangrijk onderdeel van het Europese consumentenkooprecht reeds is hervormd door een (nagenoeg) uniform recht voor e-commerce transacties te creëren. Nu dit juist de markt is waarvan men (ook in het kader van de Conceptverordening) veel verwacht, lijkt de noodzaak van de Conceptverordening minder urgent.
      Ten slotte dringt zich in deze context nog de vraag op wat dan eigenlijk de toegevoegde waarde is van een uniform Europees (consumenten)kooprecht. De belofte van het kunnen vertrouwen op één set aan regels voor alle grensoverschrijdende transacties klinkt voor handelaren zeker aantrekkelijk. Of daardoor onnodige transactiekosten worden gereduceerd en rechtszekerheid wordt geschapen (zoals art. 1 lid 2 suggereert), moet zich in de rechtspraktijk nog wijzen. Dit geldt zeker ook voor het vertrouwen van consumenten, dat niet door een alternatieve rechtskeuze alleen toe zal nemen. Naar mijn mening overschat een dergelijke aanname de waarde die consumenten aan het recht toekennen en negeert deze andere belangrijkere factoren voor het realiseren van het grensoverschrijdende potentieel van consumententransacties.
      De Conceptverordening laat in ieder geval zien hoe consumenten verder kunnen worden beschermd. Immers, het moge duidelijk zijn dat de Regels een ‘completere’ aanpak van het koop(contracten)recht voor consumenten bevatten waarin alle aspecten (en dus de onderlinge samenhang tussen verschillende contractenrechtelijke aspecten) aan de orde komen en consistent worden geadresseerd. De prijs voor deze verdergaande bescherming lijkt in de aard van dit instrument te liggen, namelijk het feit dat de Regels slechts optioneel zijn en dus de consument niet automatisch beschermen. Uiteindelijk zal de toekomst moeten wijzen of deze nieuwe benadering het doel van verdergaande consumentenbescherming kan verwezenlijken en daardoor de moeilijkheden in het kader van onderhandelingen over nieuwe richtlijnen kan omzeilen.

    Noten

    • 1 Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht, COM (2011) 635 definitief - 2011/0284 (COD).

    • 2 Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad, Pb. EU 2011, L 304/64.

    • 3 Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, Pb. EG 1985, L 372/31, respectievelijk Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten, Pb. EG 1997, L 144/19.

    • 4 Voor een uitvoerige uiteenzetting van het nieuwe regime voor overeenkomsten op afstand, zie C. Jeloschek en V. van Druenen, ‘Het nieuwe regime voor overeenkomsten op afstand – van radicaal vernieuwen naar behoudend moderniseren?’, TvIR 2012/1, p. 4-12.

    • 5 Dit beperkt zich echter tot de invoering van bepaalde (algemene) informatieverplichtingen en enkele regels betreffende levering, risico-overgang en kosten voor betaling en communicatie.

    • 6 Voor een beschrijving van dit programma, zie <http://ec.europa.eu/consumers/rights/cons_acquis_en.htm> (bezocht op 30 december 2011).

    • 7 Zie de resoluties van het Europees Parlement van (o.m.) 26 mei 1989, 6 mei 1994, 15 mei 2001 en 2 september 2003.

    • 8 De auteur was tot medio 2005 als onderzoeker aan deze groep verbonden. Zie V. Heutger, E. Hondius, C. Jeloschek, H. Sivesand en A. Wiewierowksa (red.), Principles of European Law – Sales (PELS), München: Sellier 2008.

    • 9 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad - Een coherenter Europees verbintenissenrecht - Een actieplan, COM (2003) 68 definitief, Pb. EU 2003, C 63/1.

    • 10 C. Von Bar, E. Clive en H. Schulte Nölke (red.), Principles, Definitions and Model Rules of European Private Law. Draft Common Frame of Reference (DCFR), München: Sellier 2009.

    • 11 Groenboek van de Commissie over beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen, COM (2010) 348 definitief.

    • 12 Zie de resoluties van het Europees Parlement van (o.m.) 26 mei 1989, 6 mei 1994, 15 mei 2001 en 2 september 2003.

    • 13 Besluit (2010/233) van de Commissie van 26 april 2010 tot oprichting van de deskundigengroep voor het gemeenschappelijke referentiekader op het gebied van het Europees contractenrecht, Pb. EU 2010, L 105/109).

    • 14 <http://ec.europa.eu/justice/contract/files/feasibility_study_final.pdf>.

    • 15 Dit blijkt duidelijk uit de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 11 oktober 2011 betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht om grensoverschrijdende transacties in de eengemaakte markt te vergemakkelijken, COM (2011) 636 definitief.

    • 16 Zie overwegingen 1 t/m 7.

    • 17 Zoals voorzien in art. 6 lid 2 van de Rome I-Verordening omtrent het toepasselijke recht (zie overweging 12).

    • 18 Dat wil zeggen digitale content – ongeacht of deze op een materiële drager is vastgelegd – die opgeslagen, verwerkt of toegankelijk gemaakt wordt en door de gebruiker hergebruikt kan worden.

    • 19 Deze uitzondering lijkt in de Nederlandse context moeilijk te begrijpen. Zo is het namelijk bij internethandelaren gebruikelijk om betaling uit te (kunnen) stellen, hetzij door een later tijdstip voor betaling, hetzij door het betalen in termijnen met een opslag.

    • 20 De Expert Group heeft bij het opstellen van de Regels voortgeborduurd op eerdere (reeds genoemde) academische projecten (zoals de Principles of European Contract Law en de Principles of European Law - Sales). Deze regels bevatten echter naast de zogenoemde black-letter rules ook nog toelichtingen en commentaar.

    • 21 Zie Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad, Pb. EU 2005, L 149/22.

    • 22 Zo gaan End-User Licence Agreements doorgaans uit van beperkte garanties voor software wat betreft functionaliteiten, gebreken en het foutloos functioneren buiten een initiële termijn van meestal 90 dagen.

    • 23 Dat het daarbij gaat om handelskooprecht – en dus niet om consumententransacties – maakt dit niet anders. Immers, handelaren streven in beiden gevallen (dus B2B- en B2C-transacties) naar rechtszekerheid en uniforme regels.

    • 24 Zie in dit verband ook uitdrukkelijk de pragmatische regel voor algemene voorwaarden in art. 6:232 BW, op grond waarvan algemene voorwaarden ook gelden als de consument de inhoud ervan niet kent.

    • 25 Deze nationale regels zijn als consumentenrecht immers doorgaans dwingendrechtelijk van aard en kunnen door een rechtskeuze niet opzij worden gezet.

    • 26 Zo heeft de databank voor oneerlijke handelsbedingen (CLAB) in de rechtspraktijk een tamelijk geringe rol gespeeld.

    • 27 Zie inleidende opmerkingen bij de Conceptverordening.

    • 28 Zo vraagt ook het Europees Parlement in de resolutie van 8 juni 2011 om meer onderzoek wat betreft transactiekosten (zie overweging K).

    • 29 Zie ook overweging G in de resolutie van 8 juni 2011 van het Europees Parlement.

Reageer

Tekst