-
Samenvatting
Het doel van deze bijdrage is om na te gaan hoe de nationale wetgever heeft te reageren op de toename van rechtens relevante normenstelsels. Er worden zes vragen verkend waar de nationale wetgever praktisch mee heeft te rekenen. De voorzichtige conclusie is dat de wetgever zich tot nu toe onvoldoende realiseert wat het betekent om in een meergelaagd rechtssysteem te functioneren. Het zou goed zijn indien door politici en wetgevingsjuristen een fundamenteler discussie wordt gevoerd over onder meer de ‘wie doet wat’-vraag, de kenbaarheid en coherentie van het recht, de implementatie van EU-recht, verwijzing naar private regulering en de positionering van Nederland op de internationale ‘rechtsmarkt’. Eén ding moet daarbij vooropstaan: een meergelaagde rechtsorde is geen bedreiging voor de nationale wetgever, maar biedt vooral een kans om opnieuw invulling te geven aan de eisen die in een rechtsstaat aan regelgeving moeten worden gesteld.
Inhoud
- 1. Inleiding
- 2. Nationale wetgeving en andere normenstelsels: een verkenning
- 3. Vraag 1: wanneer overheidsregulering en wanneer private regulering?
- 4. Vraag 2: wanneer nationale en wanneer Europese, subnationale of supranationale regelgeving?
- 5. Vraag 3: wat is de rol van de nationale wetgever bij het realiseren van de kenbaarheid en coherentie van recht?
- 6. Vraag 4: wat is de beste wijze van implementatie van EU-richtlijnen?
- 7. Vraag 5: (hoe) moet de nationale wetgever verwijzen naar gedragscodes, certificering, normalisatienormen, enzovoort?
- 8. Vraag 6: dient de Nederlandse wetgever bij het maken van regels rekening te houden met de positionering van Nederlands recht op de ‘rechtsmarkt’?
- 9. Ten slotte
- ↑ Naar boven
RegelMaat |
|
Article | Wetgeving en andere normenstelsels: zes aanwijzingen aan de Nederlandse wetgever |
Trefwoorden | meergelaagde rechtsorde, private regulering |
Auteurs | Prof. dr. J.M. Smits |
DOI | 10.5553/RM/0920055X2015030005004 |
Auteursinformatie |