15701247_covr
Rss

Onderneming en Financiering


Over dit tijdschrift  
Gevonden artikelen Alle samenvattingen uitklappen
Tijdschrift Onderneming en Financiering
Praktijk

PARP voor schadeverzekeraars

Trefwoorden schadeverzekeraars, productontwikkeling
Auteurs Mr. F.M.A. ’t Hart
SamenvattingAuteursinformatie

    De toenemende maatschappelijke druk op banken, verzekeraars en andere financiële dienstverleners om zo veel mogelijk zorg te dragen dat consumenten de juiste financiële beslissingen nemen, heeft tot nieuwe regelgeving geleid. Regelgeving die aanbieders van financiële producten verplicht om bij de ontwikkeling van hun producten – kort gezegd – rekening te houden met het klantbelang en om te bezien op welke wijze het ontwikkelde financiële product terechtkomt bij de doelgroep waarvoor het financiële product ook daadwerkelijk bedoeld is. De regels over productontwikkeling worden door de wetgever beschouwd als een nadere uitwerking van het algemene vereiste dat een financiële onderneming zorg dient te dragen voor een beheerste en integere bedrijfsuitoefening. De in 2013 ingevoerde regels behelzen meer dan een juridisch-technische toetsing van een voorgenomen financieel product. Ook zal rekening moeten worden gehouden met maatschappelijke inzichten en aspecten van reputationele aard. De commotie rondom het aanbod van een grote verzekeraar om klanten korting te geven op schadeverzekeringen indien klanten bereid zijn om bepaalde persoonsgegevens met de verzekeraar te delen, is daarvan een goed voorbeeld.


Mr. F.M.A. ’t Hart
Mr. F.M.A. ’t Hart is advocaat bij Hart Advocaten te Amsterdam.
Tijdschrift Onderneming en Financiering
Casus

Onrechtmatige verkoop van bv-aandelen door schending onderzoeksplicht: bestuurlijke tekortkoming of aandeelhoudersgedraging?

Trefwoorden bestuurdersaansprakelijkheid, aandeelhoudersaansprakelijkheid, onderzoeksplicht, verkoop bv, onrechtmatige daad
Auteurs Mr. V. van Vegchel
SamenvattingAuteursinformatie

    De verkoper van een bv riskeert onder omstandigheden persoonlijke aansprakelijkheid jegens crediteuren van die bv indien hij de verkoop doorzet zonder onderzoek te doen naar de koper en deze koper achteraf malafide blijkt te zijn. Verscheidene rechtbanken zien in het schenden van deze onderzoeksplicht een grondslag voor bestuurdersaansprakelijkheid van een verkopend dga. In dit artikel wordt geconstateerd dat deze grondslag onjuist is. Een aandelenoverdracht behelst immers een aandeelhoudersgedraging. Bovendien had de dga ook via de weg van aandeelhoudersaansprakelijkheid kunnen worden aangesproken. Verder komt aan bod wat de kenmerken zijn van de onderzoeksplicht en wanneer dit aansprakelijkheidsrisico zich kan verwezenlijken.


Mr. V. van Vegchel
Mr. V. van Vegchel is advocaat bij Freshfields Bruckhaus Deringer te Amsterdam.
Tijdschrift Onderneming en Financiering
Praktijk

Hof van Justitie oordeelt over mandaat van ECB inzake monetair beleid

Onafhankelijkheid van de ECB gewaarborgd?

Trefwoorden ECB, mandaat, monetair beleid, onafhankelijkheid, kwantitatieve verruiming (QE)
Auteurs Mr. M.L. Louisse
SamenvattingAuteursinformatie

    Op 16 juni 2015 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie prejudiciële vragen beantwoord van het Bundesverfassungsgericht over de verenigbaarheid van het Outright Monetary Transactions-programma (OMT-programma) met het Europese recht, en meer in het bijzonder met het mandaat van de Europese Centrale Bank (ECB). Dit OMT-programma is vergelijkbaar met het programma van kwantitatieve verruiming (QE), waarmee de ECB in maart 2015 is gestart. Dit artikel gaat in op het arrest van het Hof van Justitie, de mogelijke aanknopingspunten die dit arrest biedt voor de beantwoording van de vraag of de ECB met het QE-programma binnen haar mandaat blijft, en de mogelijke gevolgen die dit arrest heeft voor de onafhankelijkheid van de ECB.


Mr. M.L. Louisse
Mr. M.L. Louisse is advocaat bij Loyens & Loeff te Amsterdam.
Tijdschrift Onderneming en Financiering
Praktijk

AIFMD: veranderd toezicht op beheerders van beleggingsinstellingen in Nederland

Trefwoorden AIFMD, beheerders, beleggingsinstellingen
Auteurs R.J. Boogaard
SamenvattingAuteursinformatie

    Met de inwerkingtreding van de AIFMD in de Nederlandse regelgeving is het toezichtregime voor beheerders van beleggingsinstellingen ingrijpend veranderd. Nu het stof rond de eerste implementatieperikelen is neergedaald, kan een tussenbalans worden opgemaakt van de gevolgen van de AIFMD voor de Nederlandse fondsenpraktijk. Dit artikel behandelt ten eerste de vraag welke entiteiten onder de reikwijdte van de AIFMD vallen, en welke daarvan uitgezonderd zijn. Vervolgens wordt ingegaan op de regimes die voor Nederlandse beheerders gelden, met name het ‘lichte’ registratieregime van art. 2:66a Wft, het ‘volledige’ vergunningsregime van art. 2:65 Wft en het grandfathering-regime. Tot slot worden de regimes behandeld die gelden voor buitenlandse beheerders van beleggingsinstellingen die in Nederland actief (willen) zijn door Nederlandse beleggingsinstellingen te beheren of door beleggingsinstellingen aan Nederlandse beleggers aan te bieden.


R.J. Boogaard
Mr. R.J. Boogaard is advocaat bij Loyens & Loeff.
Tijdschrift Onderneming en Financiering
Casus

Gerechtelijke toetsing bij herroeping van een ontbindingsbesluit van een rechtspersoon

Hoe de Hoge Raad zijn doel voorbijstreeft met onnodig complicerende voorwaarden

Trefwoorden herroeping ontbindingsbesluit rechtspersoon, gerechtelijke toetsing, Rifgat
Auteurs I. Groenland
SamenvattingAuteursinformatie

    In de Rifgat-beschikking van 19 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3677) heeft de Hoge Raad niet alleen bevestigd dat herroeping van een ontbindingsbesluit mogelijk is, maar ook de daarvoor geldende voorwaarden bepaald. De Hoge Raad geeft daarbij aan dat hij daarmee een leemte vult in de wetgeving en dat het eigenlijk aan de wetgever is om te voorzien in een afgewogen regeling. De door de Hoge Raad geformuleerde voorwaarden lijken echter niet aan te sluiten bij het beoogde doel. Daarnaast blijken deze bij toetsing aan het feitencomplex in de Rifgat-casus niet te leiden tot een redelijke uitkomst. Het verbinden van bijzondere voorwaarden aan herroeping van een ontbindingsbesluit is, gezien de ontwikkelingen in wetgeving, rechtspraak en literatuur, ook niet langer nodig. Een eenvoudige wettelijke regeling voor herroeping van besluiten is daarom, juist na deze Hoge Raad-beschikking, dringend gewenst.


I. Groenland
Mr. I. Groenland is kandidaat-notaris bij Loyens & Loeff.
Tijdschrift Onderneming en Financiering
Casus

De verjaring van een 403-vordering

Trefwoorden 403-vordering, verjaring, moedervennootschap, dochtervennootschap
Auteurs J. van der Kraan
SamenvattingAuteursinformatie

    Een 403-vordering is een zelfstandige vordering, meestal op de moedervennootschap. Deze vordering onderscheidt zich van de hoofdvordering op de dochtervennootschap. Deze te onderscheiden vorderingen verjaren onafhankelijk van elkaar. Naast de vraag of deze vorderingen onafhankelijk van elkaar verjaren, rijst de vraag of deze vorderingen op verschillende tijdstippen kunnen verjaren. Op basis van verschillende gronden kan dit het geval zijn.
    Een hoofdvraag die beantwoord dient te worden om vast te stellen wanneer een 403-vordering verjaart, is wanneer een 403-vordering ontstaat. Er zijn gronden om aan te nemen dat een 403-vordering pas ontstaat nadat de schuldeiser de moedervennootschap tot nakoming heeft aangesproken.


J. van der Kraan
Mr. J. van der Kraan is advocaat bij Loyens & Loeff en buitenpromovendus aan de Universiteit Leiden.
Tijdschrift Onderneming en Financiering
Praktijk

Private enforcement van het mededingingsrecht: de toekomst van schadevergoedingsprocedures voor kartelschade in Nederland

Trefwoorden private enforcement, private handhaving van het mededingingsrecht, civiele schadevergoedingsacties wegens kartelschade
Auteurs J. Houdijk en T. Schäfers
SamenvattingAuteursinformatie

    De handhaving c.q. afdwinging van (de normen van) het mededingingsrecht kent een duale uitwerking. Deze kenmerkt zich namelijk door een publiekrechtelijke en een privaatrechtelijke dimensie. De publiekrechtelijke handhaving is in handen van de nationale mededingingsautoriteiten, zoals de Autoriteit Consument & Markt in Nederland, en van de Europese Commissie binnen de Europese Unie. Publiekrechtelijke interventie heeft tot dusver steeds voorop gelopen binnen de Europese Unie en binnen de EU-lidstaten. Privaatrechtelijke handhaving, dan wel private enforcement, is echter aan een opkomst bezig: het betreft hier de toepassing van mededingingsrechtelijke normen in geschillen tussen private partijen, in het bijzonder in procedures die draaien om schadeverhaal ten aanzien van schade die een onderneming heeft geleden door de kartelgedragingen van andere marktpartijen. De opkomst van het fenomeen van private enforcement van het mededingingsrecht is recent kracht bij gezet door nieuwe regelgevingsinitiatieven van de Europese Commissie. In de Nederlandse rechtspraak zijn inmiddels de eerste schadevergoedingszaken vanwege (gestelde) kartelschade aanhangig. Ondanks deze initiatieven staat private enforcement van het mededingingsrecht in Nederland nog in de kinderschoenen: er zijn nog veel onduidelijkheden en nog vele stappen te zetten alvorens het is uitgegroeid tot een volwassen rechtsgebied. Denk hierbij aan de vaststelling c.q. berekening van geleden schade. Ook op het vlak van de organisatie en financiering van claim(procedure)s zijn interessante ontwikkelingen gaande in de vorm van voorstellen tot nieuwe Nederlandse wetgeving op het gebied van de ‘class action’.


J. Houdijk
Mr. dr. J. Houdijk is advocaat bij AKD te Brussel, Praktijkgroep Europees en Mededingingsrecht.

T. Schäfers
Mr. T. Schäfers is advocaat bij AKD te Brussel, Praktijkgroep Europees en Mededingingsrecht.
Tijdschrift Onderneming en Financiering
Casus

Vennootschapsrechtelijke werking van aandeelhoudersovereenkomsten: führt jeder Konsequenz zum Teufel?

Trefwoorden doorwerking van aandeelhoudersovereenkomsten, art. 2:8 lid 2 BW
Auteurs W.J. Oostwouder en M. Wessel
SamenvattingAuteursinformatie

    Er zijn verschillende uitspraken gepubliceerd waarin doorwerking van aandeelhoudersovereenkomsten is aangenomen onder de specifieke omstandigheden van het geval. In dit artikel wordt door prof. mr. W.J. Oostwouder en mr. M. Wessel bezien in hoeverre aandeelhoudersovereenkomsten vennootschapsrechtelijke werking hebben. De auteurs zullen zich tevens richten op de principiële vraag in hoeverre de doorwerkingsjurisprudentie leidt tot de conclusie dat de aandeelhoudersovereenkomst bij besluitvorming van een vennootschapsorgaan prevaleert boven het bepaalde in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de statuten. De auteurs signaleren verschillende aandachtspunten bij de beantwoording van deze vraag en dat er wel degelijk een goedaardige, maar niet-onbelangrijke ‘duivel’ om de hoek komt kijken, die dikwijls over het hoofd wordt gezien.


W.J. Oostwouder
Prof. mr. W.J. Oostwouder is verbonden aan de Universiteit van Utrecht als hoogleraar Bedrijfsfinancieel Recht en is advocaat te Amsterdam.

M. Wessel
Mr. M. Wessel is kandidaat-notaris te Amsterdam.