Opnamen van getuigenverhoren in het civiele procesrecht; onmisbaar?!

Citeerwijze van dit artikel:
Mr. T.B.M. Kersten, ‘Opnamen van getuigenverhoren in het civiele procesrecht; onmisbaar?!’, OAA 2014, juli-september, DOI: 10.5553/OAA/.000003

DOI: 10.5553/OAA/.000003
New article

Opnamen van getuigenverhoren in het civiele procesrecht; onmisbaar?!

Trefwoorden civiel procesrecht, getuigenbewijs
Auteurs
DOI
Bron
Open_access_icon_oaa
    • 1. Een (historische) inleiding van het probleem

      De discussie over het toelaten van opnamen 1x Daar waar in dit artikel over opnamen wordt gesproken betreft dat zowel geluids- (auditieve) als video-opnamen. tijdens het getuigenverhoor speelt sinds de jaren negentig van de vorige eeuw. De voorstanders van het toelaten van opnamen, als alternatief voor het vastleggen in een proces-verbaal, stellen – kort gezegd – dat een proces-verbaal een onvolledige weergave bevat van hetgeen de getuige heeft verklaard. 2x U. Aron e.a., Bandopname van het nader gehoor, WODC Onderzoeksnotities, nr. 6, 1996, p. 1. De huidige praktijk kent onvermijdelijk een element van subjectiviteit. 3x C.E. Drion, Het civiele getuigenverhoor, NJB 2007/38, p. 1. De tegenstanders daarentegen benadrukken de negatieve zijde van de praktische uitvoerbaarheid (de extra invloed die een bandopname op een getuige kan uitoefenen en de tijd en kosten die met deze methode gepaard gaan). 4x Aron 1996, p. 1.

      In Nederland worden getuigenverklaringen in een proces-verbaal vastgelegd. In tegenstelling tot de Nederlandse praktijk worden in de ons omringende landen (België en Duitsland) ook andere methoden gehanteerd.
      Dit artikel is gewijd aan de wenselijkheid van wettelijke verankering van andere mogelijkheden dan het vastleggen van getuigenverklaringen in een proces-verbaal. 5x Rb. Rotterdam (ktr.) 4 juni 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BJ8571, r.o. 4.12. De literatuur richt zich vooralsnog met name op de toepassing van opnamen in de strafrechtelijke procedure. Dit artikel richt zich louter op de civielrechtelijke procedure.

      Eerst wordt ingegaan op de huidige praktijk (par. 2). Daarna op de regimes van België en Duitsland (par. 3). Vervolgens komen de argumenten voor en tegen toepassing van opnamen aan bod, waarna een afweging van argumenten zal plaatsvinden (par. 4). Deze bijdrage eindigt met een conclusie (par. 5).

    • 2. De huidigepraktijk van getuigenverklaringen in civiele zaken

      De rechter is in beginsel vrij in de waardering van bewijs. 6x Art. 152 lid 2 Rv. Daarbij wordt rekening gehouden met de geloofwaardigheid, de leeftijd en de consistentie van de diverse getuigenverklaringen onderling. 7x H.J. Snijder e.a., Nederlands burgerlijk procesrecht, Deventer: Kluwer 2011, p. 264.
      De rechter zal de getuigen horen nadat deze de eed of belofte hebben afgelegd. Partijen en hun raadslieden hebben de gelegenheid vragen aan de getuige te stellen. 8x Op grond van art. 179 Rv.
      Op grond van artikel 180 lid 1 Rv wordt van een getuigenverhoor een proces-verbaal opgemaakt. Er is bewust gekozen voor het opmaken van een proces-verbaal in plaats van vastlegging van een getuigenverklaring op geluidsband of video.
      Het belang van een proces-verbaal blijkt met name ook in appel. De appelrechter komt in beginsel tot een waardering zonder dat hij de getuigen zelf (opnieuw) heeft gehoord. 9x R.J.B. Boonekamp, Getuigenbewijs, TCR 2004-2, p. 44.

    • 3. Civiel getuigenverhoor in andere landen

      In België en Duitsland bestaat wél de mogelijkheid van band- en/of video-opnamen.

      3.1 België

      De procesrechtelijke regels voor de civiele procedure vindt men in het Gerechtelijke Wetboek. In België wordt van ieder getuigenverhoor een proces-verbaal opgemaakt. 10x P. de Baets, Getuigenverhoor in privaatrechtelijke geschillen, Antwerpen: Kluwer 2000, p. 48. De wettelijke grondslag staat in art. 949 en 950 Gerechtelijk Wetboek. Naast deze mogelijkheid bepaalt het Gerechtelijk Wetboek andere mogelijkheden voor opname van getuigenverklaringen. Zo bevat artikel 952 Gerechtelijk Wetboek de mogelijkheid tot een letterlijke opname van het getuigenverhoor. Daarnaast kan om een stenografische, mechanische (geluids- of video-opname) of andere vorm van vastlegging worden verzocht. 11x Art. 952 Gerechtelijk Wetboek.
      Vast staat dat deze vorm arbeidsintensief is. Om die reden heeft de wetgever voorwaarden gesteld aan de effectieve toepassing. Een verzoek tot afwijkende opname (anders dan in een proces-verbaal) moet minstens acht dagen voor de aanvang van het verhoor schriftelijk en gemotiveerd ter griffie zijn ingekomen. 12x Art. 952 Gerechtelijk Wetboek.
      Deze afwijkende opnamen worden als inlichtingen bij het proces-verbaal gevoegd. Bij strijd tussen opname en proces-verbaal heeft het proces-verbaal doorslaggevende bewijskracht. 13x De Baets 2000, p. 50.

      3.2 Duitsland

      Het civiele procesrecht in Duitsland is geregeld in de Zivilprozessordnung (ZPO). De ZPO verplicht tot een opname van de hoorzitting en het bewijs. 14x Art. 159 lid 1 ZPO. De vastlegging van de verklaring kan via stenografie plaatsvinden; de gebruikelijke weg. De opname van de verklaringen kan eveneens door een geluids- of video-opname of een andere gegevensdrager plaatsvinden. 15x Art. 160a lid 1 ZPO.

    • 4. De argumentenvoor en tegende toelating van opnamen

      4.1 Argumenten voor

      Inzichten uit de literatuur
      In de literatuur zijn voldoende aanknopingspunten te vinden voor het wettelijk invoeren van de mogelijkheid van vastlegging door opnamen van de getuigenverklaring. De huidige praktijk bergt het – niet ondenkbeeldige – gevaar van subjectiviteit in zich die van wezenlijk nadelige invloed kan zijn op de uitkomst van een procedure. Het is immers de rechter die een samenvatting van het getuigenverhoor dicteert, waarin onontkoombaar een element van subjectiviteit schuilt. Die subjectiviteit bestaat uit twee elementen. In de praktijk wordt een verklaring zelden letterlijk gedicteerd. Het vastleggen in een proces-verbaal vindt plaats door een herformulering van de rechter. Dat vereist interpretatie door de rechter van hetgeen de getuige heeft verklaard. Achteraf is de context niet exact te achterhalen, evenmin als de letterlijke bewoordingen. Naast deze interpretatie is het aan de rechter een selectie te maken van hetgeen hij voor de beoordeling van de zaak van belang vindt. Daarnaast kan bij een langdurig getuigenverhoor de aandacht van partijen verslappen. Al deze elementen kunnen de waarheidsvinding beperken, hetgeen een belangrijk doel van de civiele procedure vormt.
      Toegegeven kan worden dat een partij op het proces van dicteren van getuigenverklaringen een objectiverende invloed kan uitoefenen. Het komt in de praktijk voor dat, gaandeweg de procedure, elementen van belang worden waarvan niemand de invloed eerder had kunnen bevroeden. Het dan opnieuw doen horen van getuigen is minstens zo tijdverslindend. 16x Drion 2007, p. 1. Een opname van een getuigenverhoor biedt uitkomst. Een geluids- of videopname geeft bij twijfel de mogelijkheid van controle op hetgeen de getuige exact heeft verklaard en in welke context. Dat voorkomt discussie ter zitting over hetgeen in het proces-verbaal moet worden opgenomen. Alsdan bestaat de uiterste mogelijkheid de opname ter zitting te beluisteren.
      Ook na afloop van de verhoren kan, bij misverstand, opheldering worden verkregen. Nu ontstaan die discussies soms achteraf. Daarnaast biedt een opname partijen die niet bij de verhoren aanwezig kunnen zijn, de mogelijkheid exact kennis te nemen van hetgeen door de getuige is verklaard. In appel kan het hof exacter kennisnemen van hetgeen de getuige in eerste aanleg heeft willen verklaren. Een audiovisuele opname toont ook de lichaamshouding en gezichtsuitdrukking van de getuige.
      Bijkomend voordeel is dat ook de verhoorder wordt gemotiveerd juiste verhoortechnieken te hanteren. Het stellen van suggestieve vragen en het uitoefenen van ongeoorloofde druk kan hiermee tevens meer worden vermeden, omdat de vraagstelling achteraf te controleren is. 17x D. van Daele, Het afnemen van verklaringen met behulp van audiovisuele media: een commentaar bij de wet van 2 augustus 2002, Tijdschrift voor Strafrecht 2003, p. 47-48 en T. Dobbelaer, Kritische analyse van de huidige regelgeving betreffende anonieme en bedreigde getuigen, Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent 2011, p. 129. Zo bekeken vergroot deze mogelijkheid ook het rechtstatelijk gehalte van een civiel getuigenverhoor. Achteraf kan volledig inzicht worden verkregen in de verhoren, zodat een deugdelijke controle kan plaatsvinden.
      De processtukken worden mogelijk ook kwalitatief beter. Door het achteraf (kunnen) raadplegen van een opname kan de conclusie na enquête getrouwer ingaan op hetgeen verklaard is.
      De rechter kan de originele bandopname behouden om deel uit te laten maken van het procesdossier en partijen kunnen een kopie ontvangen. Bij twijfel kan een rechter de opnamen nog eens beluisteren. Met name als de rechter die de verhoren heeft bijgezeten niet dezelfde rechter is als diegene die het vonnis redigeert. 18x Art. 155 Rv bevat overigens het beginsel dat de rechter die de getuigen verhoort ook het vonnis zou dienen uit te spreken. Zie ook Drion 2007, p.1-2.

      Jurisprudentie
      In de jurisprudentie kunnen ook aanknopingspunten worden gevonden voor het toelaten van de opnamen in de getuigenverhoren. In de Citco Fund Services-zaak werd stenografische opname van getuigenverhoren toegelaten. De kantonrechter stelde vast dat het gebruik van stenografie afwijkt van de Nederlandse praktijk, maar dat de algemene beginselen van behoorlijk procesrecht zich tegen gebruik van stenografie niet verzetten. Volgens de kantonrechter heeft de Nederlandse wetgever vooral om praktische en niet zozeer principiële redenen van deze vorm van vastlegging afgezien. 19x Rb. Rotterdam (ktr.) 4 juni 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BJ8571, r.o. 4.11.
      Het verhoor werd afgenomen ten behoeve van een Amerikaanse ambtgenoot. Het was volgens de sector belangrijk dat deze ambtgenoot een zo nauwkeurig mogelijke registratie van het verhoor zou ontvangen, omdat op deze wijze een preciezere manier van registratie van het verhoor mogelijk is en door middel van deze opname ook de context van de vragenstelling en beantwoording mee kan worden genomen. 20x Rb. Rotterdam (ktr.) 4 juni 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BJ8571, r.o. 4.12. Het Nederlandse recht verzet zich niet tegen stenografie, aldus de kantonrechter. 21x Rb. Rotterdam (ktr.) 4 juni 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BJ8571, r.o. 4.14.

      Rechtspsychologische inzichten
      Een van de inzichten die de rechtspsychologische vakliteratuur aanreikt, is de volgende. Rechters vallen, net als anderen, ten prooi aan de mogelijkheid van denkfouten, vooroordelen en gebrek aan kennis. 22x E. Rassin, Inleiding op ‘Judicial psychology’ van J.J. Rachlinksi, Rechtstreeks 2012-2, p. 11.
      Daarnaast wijzen verschillende onderzoeken uit dat rechters zich laten beïnvloeden door hun intuïtieve systeem bij het nemen van beslissingen. Ze laten zich onbewust leiden door een systeem dat snel, emotioneel en op een strategie gebaseerd is. 23x J.J. Rachlinski, Judicial psychology , Rechtstreeks 2012-2, p. 16.

      4.2 Argumenten tegen

      Wetgever
      Betwijfeld werd indertijd bij het uitsluiten van andere mogelijkheden van opname of het gebruik van andere middelen een vooruitgang zou betekenen. Volgens de wetgever wordt de rechter door het opmaken van een proces-verbaal gedwongen op alle wezenlijke punten een zo duidelijk mogelijk antwoord te verkrijgen. Deze prikkel zou hij missen indien het verhoor wordt opgenomen. De wetgever had daarnaast andere praktische bezwaren. De enquête zou achteraf, aan de hand van de bandopname, moeten worden uitgewerkt, hetgeen een aanzienlijke belasting voor de griffie vormt.
      Het enkel opnemen van opnamen in het procesdossier, maakt het raadplegen van de banden moeilijker, aldus de wetgever. 24x A.I.M. van Mierlo e.a., Burgerlijke Rechtsvordering Tekst & Commentaar, Deventer: Kluwer 2010, p. 374.

      Literatuur
      Uiteraard zijn er naast praktische bezwaren ook argumenten tegen de toepassing van opnamen van het getuigenverhoor in te brengen:

      • Verreweg het meest gebruikte argument is de toenemende druk op de griffie van de rechtbank zodra een geluidsopname moet worden uitgewerkt.

      • Daarnaast nemen de kosten toe vanwege de aanschaf van technische middelen die voldoende kwalitatief zijn uitgerust om een opname te maken. 25x Dobbelaer 2011, p. 130.

      • Indien de opnamen worden bewaard zonder schriftelijke uitwerking bemoeilijkt dit de raadpleging van hetgeen de getuige heeft verklaard.

      • Het feit dat een getuige zich bewust is van de aanwezigheid van opnameapparatuur, kan een druk op de getuige leggen.

      • Het opnemen van een verklaring leidt mogelijk tot een toenemende werkdruk bij procespartijen bij het opstellen van een conclusie na enquête, omdat van de opname opnieuw kennis wordt genomen. 26x Van Daele 2003, p. 53 en Dobbelaer 2011, p. 129.

      • Tegenstanders stellen dat een proces-verbaal de rechter meer dwingt de getuige te bewegen een zo duidelijk mogelijk antwoord te geven. Dit zou niet meer nodig zijn indien een opname van het verhoor plaatsvindt. 27x G.R. Rutgers, Parlementaire geschiedenis van de nieuwe regeling van het bewijsrecht in burgerlijke zaken, Deventer: Kluwer 1988, p. 280.


      Jurisprudentie
      In de al genoemde Citco Fund Services-zaak werd door de kantonrechter benadrukt dat de wetgever bewust gekozen heeft voor vastlegging van verklaringen in een proces-verbaal. Deze moet namelijk scherp en kort geformuleerd worden, waardoor de rechter gedwongen wordt om zich van alle wezenlijke punten rekenschap te geven. 28x Rb. Rotterdam (ktr.) 4 juni 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BJ8571, r.o. 4.11. In deze zaak werd weliswaar het gebruik van stenografische opname toegelaten, maar de kantonrechter vond daarin de grens. Videoregistratie werd niet toegelaten omdat dit een onbekend verschijnsel is in de civiele getuigenverhoren.
      Volgens de kantonrechter zouden videobeelden een eigen leven kunnen gaan leiden. Daarnaast was de rechter van mening dat deze wijze van opnemen geen toegevoegde waarde bood tegenover een stenografisch verslag. 29x Rb. Rotterdam (ktr.) 4 juni 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BJ8571, r.o. 4.15.

      4.3 Afweging van de argumenten

      Aan de tegenstanders kan worden toegegeven dat het maken van bandopnamen een extra druk op de rechtelijke instanties legt. Zo is te denken aan het kostenaspect. De eenmalige investering in de aanschaf van technisch apparatuur, de extra kosten voor het personeel dat een letterlijke uitwerking van hetgeen op de bandopnamen te horen is moet verzorgen en de kosten van de bewaarplicht van dit bewijs.
      Niettemin ben ik van mening dat deze overwegingen van praktische aard zijn. Ze zijn deels te ondervangen en deels wegen ze niet op tegen de argumenten voor een invoering van opnamen van getuigenverklaringen.
      Ze zijn te ondervangen door de mogelijkheid van opnames wettelijk aan banden te leggen. Zo kan, evenals in België, worden verlangd dat voorafgaand een gemotiveerd schriftelijk verzoek moet worden ingediend waarin wordt toegelicht waarom in dit geval een (geluids- of videoband)opname een betere waarborg zou bieden voor het vastleggen van getuigenverklaringen. Bij motivering van dat verzoek kan worden gedacht aan complexe zaken of omvangrijke getuigenverklaringen. Door het toelaten van opnamen te koppelen aan complexe zaken kan ook een financiële bijdrage van de meest gerede procespartij worden verlangd in de kosten. Met deze wijze van handelen wordt niet gebroken met het uitgangspunt dat een getuigenverklaring in beginsel in een proces-verbaal wordt vastgelegd. In uitzonderingsgevallen wordt de wettelijke mogelijkheid gecreëerd voorafgaand opname van een getuigenverklaring te verzoeken.
      De argumenten tegen wegen niet op tegen de argumenten voor. Met name wanneer invoering van het toelaten van opnamen op de voorgestane wijze wordt overwogen. Zo lijkt mij de rechtstatelijke waarborg dat getuigenverklaringen en de vastlegging daarvan op objectiviteit gecontroleerd kunnen worden, van groter belang dan de tijds- en kostendruk.
      Het argument dat vastlegging in een proces-verbaal de rechter zou dwingen tot exactere vragen en het scherper formuleren, volg ik niet (helemaal). Zo bestaat juist de niet denkbeeldige kans bij omvangrijke kwesties en complexe getuigenverhoren dat de aandacht van de rechter en de procespartijen afneemt naar mate de tijd verstrijkt. Ik zie niet in hoe het vastleggen van deze verklaringen in een proces-verbaal het afnemen van deze scherpte in aandacht zal ondervangen.
      Ook de argumenten die in het Citco Fund Services-vonnis naar voren komen, staan niet aan een invoering in de weg. Ook daar wordt als uitgangspunt gehuldigd dat vastlegging door middel van een proces-verbaal plaatsvindt, maar dat in reële uitzonderingsgevallen een betere methode kan bestaan. Dat kan een stenografische vastlegging zijn, maar eveneens een geluids- of bandopname.
      Het bezwaar dat in deze uitspraak naar voren komt – dat de wet niet de mogelijkheid biedt van andere wijzen van vastlegging –, wordt door de wettelijke invoering van een opname van getuigenverklaringen ondervangen.

    • 5. Conclusie

      Hoewel de meningen tot op heden verdeeld zijn, lijkt de tijd rijp tot een wettelijke invoering van de geluidsopname van getuigenverklaringen te komen. De praktische argumenten waarvan de tegenstanders zich bedienen zijn te ondervangen.
      Hoewel in de huidige tijd kritisch over de kosten van een procedure moet worden nagedacht, moet dat mijns inziens niet ten koste gaan van de kwaliteit van de procedures. Als de evidente mogelijkheid bestaat van verbetering in complexe en omvangrijke procedures, dient wat mij betreft van die mogelijkheid gebruik te worden gemaakt. Juist in die complexe procedures kan van de procespartijen ook een financiële bijdrage worden verlangd als dat de kwaliteit van de procedure en de uitkomst ten goede komt.

    Noten

    • 1 Daar waar in dit artikel over opnamen wordt gesproken betreft dat zowel geluids- (auditieve) als video-opnamen.

    • 2 U. Aron e.a., Bandopname van het nader gehoor, WODC Onderzoeksnotities, nr. 6, 1996, p. 1.

    • 3 C.E. Drion, Het civiele getuigenverhoor, NJB 2007/38, p. 1.

    • 4 Aron 1996, p. 1.

    • 5 Rb. Rotterdam (ktr.) 4 juni 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BJ8571, r.o. 4.12.

    • 6 Art. 152 lid 2 Rv.

    • 7 H.J. Snijder e.a., Nederlands burgerlijk procesrecht, Deventer: Kluwer 2011, p. 264.

    • 8 Op grond van art. 179 Rv.

    • 9 R.J.B. Boonekamp, Getuigenbewijs, TCR 2004-2, p. 44.

    • 10 P. de Baets, Getuigenverhoor in privaatrechtelijke geschillen, Antwerpen: Kluwer 2000, p. 48. De wettelijke grondslag staat in art. 949 en 950 Gerechtelijk Wetboek.

    • 11 Art. 952 Gerechtelijk Wetboek.

    • 12 Art. 952 Gerechtelijk Wetboek.

    • 13 De Baets 2000, p. 50.

    • 14 Art. 159 lid 1 ZPO.

    • 15 Art. 160a lid 1 ZPO.

    • 16 Drion 2007, p. 1.

    • 17 D. van Daele, Het afnemen van verklaringen met behulp van audiovisuele media: een commentaar bij de wet van 2 augustus 2002, Tijdschrift voor Strafrecht 2003, p. 47-48 en T. Dobbelaer, Kritische analyse van de huidige regelgeving betreffende anonieme en bedreigde getuigen, Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent 2011, p. 129.

    • 18 Art. 155 Rv bevat overigens het beginsel dat de rechter die de getuigen verhoort ook het vonnis zou dienen uit te spreken. Zie ook Drion 2007, p.1-2.

    • 19 Rb. Rotterdam (ktr.) 4 juni 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BJ8571, r.o. 4.11.

    • 20 Rb. Rotterdam (ktr.) 4 juni 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BJ8571, r.o. 4.12.

    • 21 Rb. Rotterdam (ktr.) 4 juni 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BJ8571, r.o. 4.14.

    • 22 E. Rassin, Inleiding op ‘Judicial psychology’ van J.J. Rachlinksi, Rechtstreeks 2012-2, p. 11.

    • 23 J.J. Rachlinski, Judicial psychology , Rechtstreeks 2012-2, p. 16.

    • 24 A.I.M. van Mierlo e.a., Burgerlijke Rechtsvordering Tekst & Commentaar, Deventer: Kluwer 2010, p. 374.

    • 25 Dobbelaer 2011, p. 130.

    • 26 Van Daele 2003, p. 53 en Dobbelaer 2011, p. 129.

    • 27 G.R. Rutgers, Parlementaire geschiedenis van de nieuwe regeling van het bewijsrecht in burgerlijke zaken, Deventer: Kluwer 1988, p. 280.

    • 28 Rb. Rotterdam (ktr.) 4 juni 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BJ8571, r.o. 4.11.

    • 29 Rb. Rotterdam (ktr.) 4 juni 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BJ8571, r.o. 4.15.

Reacties op dit artikel

Reageer

Tekst