De definitie van ‘investering’ in het (ICSID-)investeringsrecht
-
Inleiding
Kinshasa, 1999. Congolese troepen vallen het in Kinshasa gevestigde Amerikaanse advocatenkantoor Mitchell&Associates binnen. Op grond van onteigening vordert Mitchell&Associates schadevergoeding bij een arbitragetribunaal van het International Centre for the Settlement of Investment Disputes (hierna: ICSID). Het ICSID-tribunaal oordeelt dat het advocatenkantoor geen investering is in de zin van de ICSID Conventie en dat de claim derhalve buiten de rechtsmacht van het tribunaal valt.1x ICSID 9 februari 2004, zaak ARB/99/7 (Patrick Mitchell/Congo).
Het ICSID is een internationaal arbitrage-instituut dat is ingesteld op basis van de ICSID Conventie, een op 14 oktober 1966 in werking getreden multilateraal verdrag ter beslechting van investeringsgeschillen. Meer dan 140 staten, waaronder Nederland, zijn partij bij de ICSID Conventie.2x Zie <icsid.worldbank.org/ICSID/FrontServlet?requestType=ICSIDDocRH&actionVal=RulesMain>.
Ook de door Nederland gesloten bilaterale investeringsverdragen bieden aan Nederlandse investeerders in het algemeen de mogelijkheid om voor ICSID-tribunalen in rechte op te treden tegen (wettelijke) maatregelen van staten waarin zij economische belangen hebben. Daarvoor is wel vereist dat hun economische belangen kwalificeren als een ‘investering’ in de zin van het hierna te bespreken artikel 25 van de ICSID Conventie. Deze bijdrage werpt licht op de reikwijdte van dit begrip; we zullen zien dat een traditioneel ruime invulling van het begrip in 2001 plaats heeft gemaakt voor een periode van beperking, maar dat recente uitspraken weer de toon hebben gezet voor een ruimere interpretatie.
-
Quid pro quo
De notie quid pro quo (voor wat hoort wat) vormt de kern van het internationale investeringsrecht.3x Z. Douglas, The International Law of Investment Claims, Cambridge University Press 2009, p. 161. De particuliere investeerder mag de soevereine staat tegenover een ICSID-tribunaal alleen in rechte betrekken, indien hij door middel van zijn investering zorg draagt voor de toestroom van kapitaal naar die soevereine staat. Dit is de ‘grand bargain’, zoals afgesproken tussen de kapitaal importerende en kapitaal exporterende staten.4x J.D. Mortenson, The Meaning of Investment: ICSID’s Traveaux and the Domain of International Investment Law, Harvard International Law Journal 2010, 51(257), p. 2. De kapitaal importerende staten profiteren zo van een toestroom van (financiële) middelen, terwijl de investeerder – gewapend met de beschermende bepalingen van een bilateraal investeringsverdrag – profiteert van een grotere bescherming van zijn economische belangen in de gaststaat.
-
Toegang tot het ICSID; een dubbele toets
Voor toegang tot een ICSID-tribunaal dient de investeerder te bewijzen dat (1) zijn economisch belang in de gaststaat onder de definitie valt van een investering zoals opgenomen in het toepasselijk bilateraal investeringsverdrag en dat (2) het economisch belang een investering is in de zin van artikel 25 van de ICSID Conventie. Er geldt dus een dubbele toets.5x ICSID 23 juli 2001, zaak ARB/00/4 (Salini/Marokko). Zie ook ICSID 24 mei 1999, zaak ARB/97/4 (CSOB/Slowakije) en ICSID 15 april 2009, zaak ARB/06/5 (Phoenix/Tsjechische Republiek).
-
De term investering in bilaterale investeringsverdragen
Bilaterale investeringsverdragen hanteren veelal dezelfde omschrijving van de term investering. Het desbetreffende verdragsartikel begint meestal met een zeer brede omschrijving van het begrip (every kind of asset) gevolgd door een niet-limitatieve opsomming van vermogensbestanddelen die als investering gelden. Zo worden, onder andere, vaak genoemd: property and rights with a proprietary character, rights derived from shares, bonds and other kinds of interests in companies and joint ventures, claims on money or on any performance having an economic value, rights in the field of intellectual property, and rights granted under public law or contract such as rights to explore, extract and produce natural resources and minerals.
-
De term investering in artikel 25 van de ICSID Conventie
Het doorgaans breed geformuleerde investeringsbegrip in bilaterale investeringsverdragen maakt dat de eerste horde van de dubbele toets veelal eenvoudig wordt genomen. Het volgende vereiste voor het verkrijgen van toegang tot een ICSID-tribunaal behelst de vraag of de economische activiteit tevens kan worden aangemerkt als een investering in de zin van artikel 25 van de ICSID Conventie. Voor zover relevant, luidt dit artikel: ‘The jurisdiction of the centre shall extend to any legal dispute arising directly out of an investment (...).’
Lange tijd was het een algemeen erkend gebruik om het begrip ‘investment’ ruim uit te leggen, zodat een groot en divers aantal economische activiteiten voor bescherming in aanmerking zou komen. Dit veranderde in 2001 door de Salini/Marokko-uitspraak, die de periode inluidde waarin het investeringsbegrip beperkt werd uitgelegd. Deze zaak betrof een geschil tussen twee Italiaanse bouwbedrijven en de staat Marokko over betalingsverplichtingen in verband met een overeenkomst tot de aanleg van een snelweg.6x ICSID 23 juli 2001, zaak ARB/00/4 (Salini/Marokko).
-
De Salini-criteria
In Salini werden vier criteria genoemd als typische karakteristieken van investeringen. Deze zijn: (1) een bijdrage van (financiële) middelen, (2) aanvaarding van risico’s, (3) een zekere duur en (4) een bijdrage aan de (economische) ontwikkeling van de gaststaat.7x ICSID 23 juli 2001, zaak ARB/00/4 (Salini/Marokko).
Bijdrage van (financiële) middelen
Om als investering te worden aangemerkt, dient een economische activiteit (financiële) middelen bij te dragen aan de gaststaat. De bijdrage kan verschillende vormen aannemen en, onder andere, bestaan uit geld(leningen), aandelenkapitaal, knowhow, bankgaranties, personeel en noodzakelijk materieel.8x ICSID 23 juli 2001, zaak ARB/00/4 (Salini/Marokko) en ICSID 11 mei 2005, zaak ARB/03/02 (Camuzzi Int’l/Argentinië). Wat betreft de omvang van de bijdrage noemde de eerste versie van de ICSID Conventie nog een ondergrens van USD 100.000, maar na veel kritiek is dit vereiste vervallen.9x Mortenson 2010, p. 16. Ook in de rechtspraak wordt het vereiste van een ondergrens verworpen.10x ICSID 28 februari 2009, zaak ARB/05/10 (Malaysian Historical Salvors/Maleisië) en ICSID 28 juli 2009, zaak ARB/07/21 (Pantechniki S.A./Albanië).
Aanvaarding van risico’s
Aan de investering moeten risico’s kleven. Volgens het tribunaal in de zaak Salini/Marokko kunnen de risico’s, onder meer, bestaan uit mogelijke stijgingen van de plaatselijke arbeidskosten, mogelijke wijzigingen in regelgeving, de kans op ongevallen en schade aan het eigendom van de investeerder en risico’s gerelateerd aan coördinatieproblemen.11x ICSID 23 juli 2001, zaak ARB/00/4 (Salini/Marokko). Het risico dat een debiteur niet zal betalen, speelt geen rol. De risico’s van een investeerder moeten verschillen van die van de verkoper bij een eenvoudige kooptransactie.12x ICSID 6 augustus 2004, zaak ARB/03/11 (Joy Mining/Egypte). Er zal sprake moeten zijn van onzekerheid ten aanzien van het winstgevende karakter van de operatie.13x E. Gaillard, Identify or Define, International Investment Law for the 21st Century. Essays in Honour of Christoph Schreuer, Oxford University Press 2009, p. 405 en ICSID 9 februari 2004, zaak ARB/99/7 (Patrick Mitchell/Congo).
Duur van de economische operatie
Dit criterium onderscheidt ICSID-investeringen van reguliere commerciële (koop)transacties.14x ICSID 14 november 2005, zaak ARB/03/29 (Bayandir/Pakistan). Zo zal, bijvoorbeeld, de snelle koop en verkoop van aandelen op de beurs geen ICSID-investering zijn. Wat betreft leningen bepaalde de eerste versie van de ICSID Conventie dat zij hetzij van onbepaalde duur moeten zijn, hetzij een duur moeten hebben van niet minder dan vijf jaar. In Salini/Marokko wordt in het algemeen gesproken van een contractsduur van minimaal twee tot vijf jaar.15x ICSID 23 juli 2001, zaak ARB/00/4 (Salini/Marokko). Het tribunaal in Joy Mining sluit zich hierbij aan. Mortenson meent echter dat dit vereiste niet geldt omdat het bij de totstandkoming van de ICSID Conventie uitdrukkelijk is besproken en afgewezen.16x Mortenson 2010, p. 17. Ook Paulsson en Douglas menen dat de duur van een economische operatie – vanwege de subjectiviteit bij de beoordeling daarvan – geen vereiste moet zijn voor de kwalificatie als investering.17x Enig arbiter Jan Paulsson in ICSID 28 juli 2009, zaak ARB/07/21 (Pantechniki S.A./Albanië) en Douglas 2009, p. 198-202. Ondanks deze stemmen tot verwerping van het vereiste dient men bij voorkeur rekening te houden met een ondergrens van twee jaar. In het licht van de jurisprudentie bevindt de investeerder zich onder die grens in een mogelijke gevarenzone.
Bijdrage aan de (economische) ontwikkeling van de gaststaat; het ‘development’-criterium
De vraag of een ICSID-investering zou moeten bijdragen aan de ontwikkeling van de gaststaat, is een controversieel punt. Met het oog op dit vereiste hebben tribunalen vaak het bestaan van een investering in de gaststaat aanvaard, omdat de investering, bijvoorbeeld, heeft geleid tot: gelden bestemd voor publieke doeleinden, de ontwikkeling van een bankeninfrastructuur en de bouw van snelwegen (bij uitstek een taak van publieke organen).18x Zie ICSID 11 juli 1997, zaak ARB/96/3 (Fedax/Venezuela), ICSID 24 mei 1999, zaak ARB/97/4 (CSOB/Slowakije) en ICSID 23 juli 2001, zaak ARB/00/4 (Salini/Marokko). In LESI/Algerije (2005) echter, stelde het tribunaal dat dit vereiste lastig vast te stellen is en impliciet moet worden aangenomen bij voldoening aan de overige drie (hiervoor besproken) criteria.19x ICSID 12 juli 2006, zaak ARB/05/03 (LESI/Algerije). In Helnan/Egypte (2006) speelde het vereiste weer wel een grote rol en werd de verbouwing van een hotel als een ICSID-investering aangemerkt vanwege het belang van het toerisme voor de Egyptische economie.20x ICSID 19 oktober 2006, zaak ARB/05/19 (Helnan/Egypte).
-
Afzwakking van het ‘development’-criterium
Na de door Salini/Marokko ingeluide periode van een (algemeen) beperkte uitleg van het investeringsbegrip, zette het tribunaal in de zaak Patrick Mitchell/Congo (2006) de toon voor een ruimere interpretatie door het vereiste van het ‘development’-criterium te nuanceren met de stelling dat de bijdrage aan de ontwikkeling van een land niet altijd omvangrijk dan wel succesvol hoeft te zijn. Het tribunaal achtte het afdoende als op een of andere manier een bijdrage wordt geleverd aan de economische ontwikkeling van de gaststaat, waarbij ook werd gesteld dat ‘economische ontwikkeling’ moet worden begrepen als een buitengewoon breed en variërend concept. Toch oordeelde het tribunaal dat het kantoor van Mitchell&Associates in de Democratische Republiek Congo geen investering vormde. Volgens het tribunaal zou dat wellicht anders zijn geweest indien het advocatenkantoor de Democratische Republiek Congo zelf structureel van assistentie voorzag of erin was geslaagd om voor de Democratische Republiek Congo investeerders aan te trekken.21x ICSID 9 februari 2004, zaak ARB/99/7 (Patrick Mitchell/Congo).
Het tribunaal in de zaak Phoenix/Tsjechische Republiek (2009) zette de lijn van LESI/Algerije voort en ging zelfs een stap verder door te stellen dat het voor arbiters onmogelijk is om vast te stellen of de economische activiteit een bijdrage levert aan de economische ontwikkeling van een land – vooral omdat er uiteenlopende meningen zouden zijn over de betekenis van het woord ‘ontwikkeling’. Het tribunaal meent dat het criterium moet worden afgezwakt naar het leveren van een bijdrage aan de economie van een land, welk criterium zou moeten worden aangenomen bij aanwezigheid van de (besproken) elementen van (financiële) bijdrage/risico en duur.22x ICSID 15 april 2009, zaak ARB/06/5 (Phoenix/Tsjechische Republiek). In de zaak Pantechniki/Albanië (2009) wijst enig arbiter Paulsson het ‘development’-criterium als vereiste voor het bestaan van een investering af, omdat het subjectieve elementen introduceert die de onzekerheid ten aanzien van de bescherming door ICSID vergroten.23x ICSID 28 juli 2009, zaak ARB/07/21 (Pantechniki S.A./Albanië).
Ook in de literatuur is kritiek geuit op dit vereiste. Krishan verwerpt het criterium als ideologisch gekleurd en acht de juridisch onderlegde arbiters onbekwaam om te oordelen over economische ontwikkelingsvraagstukken.24x D. Krishan, A Notion of ICSID Investment, TDM 2009, 6(1), p. 16. Volgens Gaillard is het leveren van een bijdrage aan de economische ontwikkeling van een land geen vereiste voor een investering, maar slechts een (mogelijk) gevolg daarvan.25x Gaillard 2009, p. 414. Douglas meent dat het ‘development’-criterium een onwerkbaar vereiste is omdat de vraag of een investering bijdraagt aan de ontwikkeling van een land, van nature subjectief is en kan leiden tot een scala van meningen.26x Douglas 2009, p. 202.
De besproken zaken laten een afzwakking van het ‘development’-criterium zien. Het criterium werd in Patrick Mitchell/Congo genuanceerd. In LESI/Algerije en Phoenix/Tsjechische Republiek werd het criterium als object van afzonderlijk onderzoek afgewezen met de overweging dat het bestaan daarvan impliciet aanwezig moet worden geacht indien aan de overige Salini-criteria is voldaan. Ondanks de ingezette afzwakkende lijn blijft het criterium wel een rol spelen en kan het vooralsnog niet worden genegeerd. Ook arbiter Paulsson – die grote vraagtekens plaatst bij het nut van het vereiste – past het vervolgens wel toe in de beoordeling van het aan hem voorgelegde geschil.27x ICSID 28 juli 2009, zaak ARB/07/21 (Pantechniki S.A./Albanië).
De raadsman van een investeerder gaat derhalve zorgvuldig te werk door – niettegenstaande de geconstateerde afzwakking – het criterium wel degelijk in zijn argumentatie uit te werken. Relevante factoren zouden dan kunnen zijn: (1) door de investeerder gecreëerde werkgelegenheid voor inheemse arbeidskrachten,28x ICSID 17 mei 2007, zaak ARB/05/10 (Malaysian Historical Salvors/Maleisië). (2) de aard van de investering (behelst deze een economische activiteit die – zoals in de zaak Salini/Marokko – gewoonlijk door overheidsorganen wordt uitgevoerd?)29x ICSID 23 juli 2001, zaak ARB/00/4 (Salini/Marokko). en (3) de plaats van de investering in het breder economisch bestel van de gaststaat (zo zagen wij dat in de zaak Helnan/Egypte de eenvoudige verbouwing van een hotel als investering werd aangemerkt vanwege de prominente rol van het toerisme in de Egyptische economie).30x ICSID 19 oktober 2006, zaak ARB/05/19 (Helnan/Egypte).
-
Afzwakking van Salini: Biwater Gauff/Tanzania en Malaysian Historical Salvors/Maleisië
De wijze waarop de besproken Salini-criteria worden benaderd, kan twee vormen aannemen. Enerzijds kunnen de criteria worden benaderd als cumulatieve vereisten waaraan voldaan moet zijn om van een beschermde ICSID-investering te kunnen spreken;31x ICSID 6 augustus 2004, zaak ARB/03/11 (Joy Mining/Egypte), ICSID 12 juli 2006, zaak ARB/05/03 (LESI/Algerije), ICSID 14 november 2005, zaak ARB/03/29 (Bayandir/Pakistan) en ICSID 9 februari 2004, zaak ARB/99/7 (Patrick Mitchell/Congo). anderzijds kunnen zij ook worden gezien als eigenschappen die duiden op de aanwezigheid van een ICSID-investering. Bij deze tweede benadering kan de afwezigheid (of beperkte aanwezigheid) van een eigenschap worden gecompenseerd door een sterke aanwezigheid van een andere eigenschap.32x ICSID 28 juli 2009, zaak ARB/07/21 (Pantechniki S.A./Albanië). De zaak CSOB/Slowakije geldt als een uitspraak waarin duidelijk werd gekozen voor de tweede benadering.33x ICSID 24 mei 1999, zaak ARB/97/4 (CSOB/Slowakije).
In de zaak Biwater Gauff/Tanzania nam het tribunaal deze lijn over en ging het tevens een grote stap verder in een boeiende uiteenzetting van de rol (en status) van de Salini-criteria.34x ICSID 25 juli 2008, zaak ARB/05/22 (Biwater Gauff/Tanzania). Het tribunaal stelde, onder andere, dat geen (wettelijke of verdragsrechtelijke) basis bestaat voor een strikte toepassing van de Salini-criteria in elke zaak en dat een dergelijke werkwijze zou leiden tot een willekeurige uitsluiting van bepaalde transacties van de bescherming van ICSID. Volgens het tribunaal zou het moeilijk te begrijpen zijn als arbiters in ICSID-zaken de term investering eng zouden interpreteren, wanneer een groot aantal bilaterale investeringsovereenkomsten de term juist (zeer) ruim uitlegt. Het tribunaal meende een flexibele en pragmatische benadering te moeten hanteren waarbij niet alleen met de Salini-uitspraak rekening wordt gehouden, maar met alle omstandigheden van het geval, waaronder het instrument (de bilaterale investeringsovereenkomst) waarin de rechtsmacht van ICSID wordt aanvaard. Het tribunaal gaf vervolgens de ruimste invulling van het investeringsbegrip met de opmerkelijke overweging dat zelfs als alle Salini-vereisten onvervuld blijven, deze constatering op zichzelf onvoldoende zou zijn om de rechtsmacht af te wijzen. De bereidheid van het tribunaal om zelfs bij de afwezigheid van alle Salini-criteria rechtsmacht te aanvaarden, lijkt een duidelijke breuk te vormen met de hiervoor behandelde zaken.
De Biwater Gauff/Tanzania-benadering werd vervolgens op 28 februari 2009 tevens als ‘the most persuasive’ omarmd door het tribunaal in de vernietigingsprocedure inzake Malaysian Historical Salvors/Maleisië.35x ICSID 28 februari 2009, zaak ARB/05/10 (Malaysian Historical Salvors/Maleisië). Het tribunaal vernietigde de in eerste instantie verleende uitspraak van de enig arbiter Wong, onder andere omdat Wong de Salini-criteria had verheven tot constitutieve vereisten. Een dergelijke status van de Salini-criteria werd korte tijd later, op 30 juli 2009, ook afgewezen door het tribunaal in de zaak Pantechniki S.A./Albanië.36x ICSID 28 juli 2009, zaak ARB/07/21 (Pantechniki S.A./Albanië).
-
Conclusie
Uit de besproken recente rechtspraak volgt dat de definitie van het begrip investering onderhevig is aan een ontwikkeling die in toenemende mate ertoe neigt om enerzijds de status van de Salini-criteria af te zwakken van constitutieve vereisten naar slechts gebruikelijke kenmerken van een investering, en anderzijds de kenmerken steeds ruimer te interpreteren. Ondanks de besproken nuanceringen – en de opmerkelijke Biwater Gauff/Tanzania-rechtspraak – blijven de Salini-criteria (inclusief het ‘development’-criterium), over de hele linie genomen, de belangrijkste aanknopingspunten voor de onderbouwing van de stelling dat er sprake is van een ICSID-investering. Zij dienen door de raadsman van de investeerder dan ook steeds te worden uitgewerkt.
Noten
-
1 ICSID 9 februari 2004, zaak ARB/99/7 (Patrick Mitchell/Congo).
-
2 Zie <icsid.worldbank.org/ICSID/FrontServlet?requestType=ICSIDDocRH&actionVal=RulesMain>.
-
3 Z. Douglas, The International Law of Investment Claims, Cambridge University Press 2009, p. 161.
-
4 J.D. Mortenson, The Meaning of Investment: ICSID’s Traveaux and the Domain of International Investment Law, Harvard International Law Journal 2010, 51(257), p. 2.
-
5 ICSID 23 juli 2001, zaak ARB/00/4 (Salini/Marokko). Zie ook ICSID 24 mei 1999, zaak ARB/97/4 (CSOB/Slowakije) en ICSID 15 april 2009, zaak ARB/06/5 (Phoenix/Tsjechische Republiek).
-
6 ICSID 23 juli 2001, zaak ARB/00/4 (Salini/Marokko).
-
7 ICSID 23 juli 2001, zaak ARB/00/4 (Salini/Marokko).
-
8 ICSID 23 juli 2001, zaak ARB/00/4 (Salini/Marokko) en ICSID 11 mei 2005, zaak ARB/03/02 (Camuzzi Int’l/Argentinië).
-
9 Mortenson 2010, p. 16.
-
10 ICSID 28 februari 2009, zaak ARB/05/10 (Malaysian Historical Salvors/Maleisië) en ICSID 28 juli 2009, zaak ARB/07/21 (Pantechniki S.A./Albanië).
-
11 ICSID 23 juli 2001, zaak ARB/00/4 (Salini/Marokko).
-
12 ICSID 6 augustus 2004, zaak ARB/03/11 (Joy Mining/Egypte).
-
13 E. Gaillard, Identify or Define, International Investment Law for the 21st Century. Essays in Honour of Christoph Schreuer, Oxford University Press 2009, p. 405 en ICSID 9 februari 2004, zaak ARB/99/7 (Patrick Mitchell/Congo).
-
14 ICSID 14 november 2005, zaak ARB/03/29 (Bayandir/Pakistan).
-
15 ICSID 23 juli 2001, zaak ARB/00/4 (Salini/Marokko). Het tribunaal in Joy Mining sluit zich hierbij aan.
-
16 Mortenson 2010, p. 17.
-
17 Enig arbiter Jan Paulsson in ICSID 28 juli 2009, zaak ARB/07/21 (Pantechniki S.A./Albanië) en Douglas 2009, p. 198-202.
-
18 Zie ICSID 11 juli 1997, zaak ARB/96/3 (Fedax/Venezuela), ICSID 24 mei 1999, zaak ARB/97/4 (CSOB/Slowakije) en ICSID 23 juli 2001, zaak ARB/00/4 (Salini/Marokko).
-
19 ICSID 12 juli 2006, zaak ARB/05/03 (LESI/Algerije).
-
20 ICSID 19 oktober 2006, zaak ARB/05/19 (Helnan/Egypte).
-
21 ICSID 9 februari 2004, zaak ARB/99/7 (Patrick Mitchell/Congo).
-
22 ICSID 15 april 2009, zaak ARB/06/5 (Phoenix/Tsjechische Republiek).
-
23 ICSID 28 juli 2009, zaak ARB/07/21 (Pantechniki S.A./Albanië).
-
24 D. Krishan, A Notion of ICSID Investment, TDM 2009, 6(1), p. 16.
-
25 Gaillard 2009, p. 414.
-
26 Douglas 2009, p. 202.
-
27 ICSID 28 juli 2009, zaak ARB/07/21 (Pantechniki S.A./Albanië).
-
28 ICSID 17 mei 2007, zaak ARB/05/10 (Malaysian Historical Salvors/Maleisië).
-
29 ICSID 23 juli 2001, zaak ARB/00/4 (Salini/Marokko).
-
30 ICSID 19 oktober 2006, zaak ARB/05/19 (Helnan/Egypte).
-
31 ICSID 6 augustus 2004, zaak ARB/03/11 (Joy Mining/Egypte), ICSID 12 juli 2006, zaak ARB/05/03 (LESI/Algerije), ICSID 14 november 2005, zaak ARB/03/29 (Bayandir/Pakistan) en ICSID 9 februari 2004, zaak ARB/99/7 (Patrick Mitchell/Congo).
-
32 ICSID 28 juli 2009, zaak ARB/07/21 (Pantechniki S.A./Albanië).
-
33 ICSID 24 mei 1999, zaak ARB/97/4 (CSOB/Slowakije).
-
34 ICSID 25 juli 2008, zaak ARB/05/22 (Biwater Gauff/Tanzania).
-
35 ICSID 28 februari 2009, zaak ARB/05/10 (Malaysian Historical Salvors/Maleisië).
-
36 ICSID 28 juli 2009, zaak ARB/07/21 (Pantechniki S.A./Albanië).