Spindoctoring
Het onderstaande gefingeerde persbericht is een spiegelbeeldige bewerking van een echt persbericht van de NMa van 20 oktober jl (zie noot 1).
‘Raden van toezicht thuiszorg wijzen NMa op verantwoordelijkheid
Raden van toezicht van thuiszorgorganisaties (verenigd in de Nederlandse Vereniging van Verontruste Toezichthouders in de Zorg (NVVTZ)) gaan de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) wijzen op haar maatschappelijke verantwoordelijkheid bij de handhaving van de Mededingingswet. De NMa heeft zich een grote rol in de gezondheidszorg toegedicht. Door de NMa aan te spreken wil de NVVTZ bereiken dat zij het publieke belang van de gezondheidszorg voorop stelt bij haar toezicht op de naleving van de Mededingingswet.
De voorzitter van de NVVTZ: “Het is belangrijk dat het belang bij kwalitatief goede, toegankelijke en betaalbare zorg breed onderschreven wordt door de leidinggevenden binnen de NMa, zodat samenwerking tussen zorginstellingen niet ongewenst beperkt wordt. Samenwerking leidt tot het verlenen van goede zorg op een efficiënte wijze. Door samenwerking wordt voorkomen dat de belastingbetaler onnodig veel betaalt aan inefficiënte en zich overlappende zorg.”
De NVVTZ constateert dat de NMa moeite heeft met het vinden van een balans tussen concurreren en het aangaan van (keten)samenwerking. De NVVTZ wil benadrukken dat ketensamenwerking heel moeilijk te realiseren is zonder in de ogen van de NMa de Mededingingwet te overtreden. Samenwerkingsvormen tussen verschillende disciplines in de zorgketen, waardoor de zorg verbetert, lijken in theorie toegestaan, maar zijn in de praktijk bijzonder moeilijk tot stand te brengen. Als zodanig vergt een dergelijke samenwerking al heel veel afstemming, denk hierbij aan een zorgketen voor Alzheimer-patiënten. Huisartsen, specialisten, mantelzorgers, dagopvanginstellingen, thuiszorgaanbieders en veelal ook verpleeg- en verzorgingshuizen moeten onderling en tezamen met verzekeraars en gemeenten alle zorginhoudelijke, organisatorische en financiële aspecten van de samenwerking regelen. Het is immers goed als deze verschillende soorten zorg voor één patiënt gecoördineerd worden. De Zorgverzekeringswet, Wet Marktordening Gezondheidszorg, Wet Publieke Gezondheidszorg en AWBZ beogen direct of indirect dergelijke samenwerking. Om effectief te zijn moeten zij dit al gauw doen met vele partijen uit elke zorgverlenende categorie. De Mededingingswet daarentegen staat in het algemeen wantrouwend tegenover samenwerking in het algemeen en al helemaal tegenover samenwerking tussen vele branchegenoten. Waar de Mededingingswet een grens zegt te trekken qua samenwerking is bij het maken van prijsafspraken, het verdelen van markten of cliënten, daar zijn dergelijke afspraken in de context van ketensamenwerking in de zorg vaak onontbeerlijk voor een efficiënt omgaan met schaarse financiële, personele en materiële middelen. De NMa hanteert hierbij een traditioneel toezichtsinstrumentarium dat ongeschikt is in situaties waarin publieke belangen (zoals die in de gezondheidszorg) de overhand hebben. Dergelijke afspraken zouden principieel niet verboden moeten zijn, juist omdat zij nodig zijn voor het tot stand laten komen en in stand houden van ketenzorg.
Onlangs heeft de NVVTZ nog geconstateerd dat de NMa geweigerd heeft een aantal thuiszorgorganisaties overtredingen van de Mededingingswet niet aan te wrijven. De NMa heeft helaas aan vier thuiszorgorganisaties boetes opgelegd. In 2008 legde de NMa reeds boetes op aan vijf andere thuiszorgorganisaties. In recente besluiten op bezwaar heeft de NMa deze boetes ten onrechte gehandhaafd. De boetes aan deze negen thuiszorgorganisaties variëren van € 314.000 tot ruim € 4 miljoen. Het betekent dat publiek geld aan de zorg onttrokken wordt. Het is betreurenswaardig dat in deze zaken de NMa hardnekkig geweigerd heeft serieus contextonderzoek te doen naar de vraag of er daadwerkelijk van concurrentie dan wel van concurrentiedruk sprake was (anders dan een oppervlakkige beredenering op basis van een theoretisch rapport van een onderzoeksbureau).
De NVVTZ pleit ervoor dat de NMa in elke zaak in de gezondheidszorg een deugdelijk contextonderzoek en een marktanalyse laat doen. Zo’n onderzoek en analyse helpt de NMa te voorkomen dat haar ambtenaren binnen haar organisatie zich schuldig maken aan tunnelvisie. De NVVTZ ziet hierbij een belangrijke rol voor de Raad van Bestuur van de NMa om de Directie Mededinging en de Juridische Dienst van de NMa te wijzen op het publieke belang van een kwalitatief goede, toegankelijke en betaalbare gezondheidszorg. De NVVTZ juicht het voornemen van de NMa toe om indachtig haar jaarverslag 2009 “Belangen wegen” hieraan aandacht te besteden.’ 1x Het luidt als volgt: Persbericht 20-10 / Den Haag, 27 oktober 2010:
NMa wijst raden van toezicht thuiszorg op verantwoordelijkheid
De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) gaat raden van toezicht van thuiszorgorganisaties wijzen op hun verantwoordelijkheden bij de naleving van de Mededingingswet. Zij hebben een belangrijke rol binnen organisaties, door hen aan te spreken wil de NMa bereiken dat raden van toezicht zich actief opstellen in het toezien op de naleving van de Mededingingswet.
Pieter Kalbfleisch voorzitter raad van bestuur: “Het is belangrijk dat de regels van de Mededingingswet breed bekend zijn bij leidinggevenden in de thuiszorg, zodat concurrentie niet ongewenst beperkt wordt. Concurrentie prikkelt om op een efficiënte wijze goede zorg te leveren. Door concurrentie te beperken moet de belastingbetaler onnodig veel betalen.”
De NMa constateert dat thuiszorgorganisaties moeite hebben met het vinden van een balans tussen concurreren en het aangaan van ketensamenwerking. De NMa wil evenwel benadrukken dat ketensamenwerking goed mogelijk is zonder de Mededingingwet te overtreden. Samenwerkingsvormen tussen verschillende disciplines in de zorgketen, waardoor de zorg verbetert, zijn in beginsel toegestaan. Dit vergt afstemming, denk hierbij aan de zorg voor een patiënt met Alzheimer. Deze patiënt heeft te maken met een huisarts, een specialist, een mantelzorger, dagopvang, een thuiszorgaanbieder en op termijn veelal (de overgang naar) een verpleeghuis. Het is goed als deze verschillende soorten zorg voor één patiënt gecoördineerd worden. De Mededingingswet staat deze vorm van samenwerking toe. Waar de Mededingingswet een grens trekt qua samenwerking is bij het maken van prijsafspraken, het verdelen van markten of cliënten en het vervalsen van aanbestedingen. Dergelijke afspraken zijn verboden en ook niet nodig voor het bereiken van ketenzorg.
Onlangs heeft de NMa nog geconstateerd dat een aantal thuiszorgorganisaties de Mededingingswet heeft overtreden. Daarvoor heeft zij aan vier thuiszorgorganisaties boetes opgelegd. In 2008 legde de NMa reeds boetes op aan vijf andere thuiszorgorganisaties. In recente besluiten op bezwaar heeft de NMa deze boetes gehandhaafd. De boetes aan deze negen thuiszorgorganisaties variëren van EUR 314.000 tot ruim EUR 4 miljoen. In deze zaken was er sprake van prijsafspraken en marktverdeling en niet van ketensamenwerking.
De NMa pleit ervoor dat elke thuiszorgorganisatie een complianceregeling invoert. Zo’n regeling helpt ondernemingen te voorkomen dat mensen binnen de onderneming zich schuldig maken aan overtredingen van het mededingingsrecht. De NMa ziet hierbij een belangrijke rol voor raden van toezicht om de besturen te wijzen op het belang van een complianceregeling zodat medewerkers weten wat wel en niet kan. De NMa juicht het voornemen van brancheorganisatie ActiZ toe om voor haar leden een voorstel te maken voor een complianceregeling die zij in hun organisatie kunnen invoeren.
De NMa gaf haar – echte – persbericht uit, omdat zij onlangs besloot in twee oude zaken de reeds genomen boetebesluiten op enkele details na te handhaven en in twee nieuwe zaken boetebesluiten te nemen: in de Gooise en Kennemer thuiszorgdossiers volhardde de NMa bij haar primaire besluiten ondanks de contraire adviezen van de BAC. De NMa bracht naar aanleiding daarvan een persbericht uit op 20 oktober. De NMa deed dit niet met de gebruikelijke mededeling dat zij opnieuw kartels heeft weten op te rollen en een X-bedrag aan boetes heeft opgelegd. De NMa gaf een opmerkelijke tournure aan de vier besluiten met in totaal € 15,531 aan boetes:2x In de Gooise en Kennemer zaken verlaagde de NMa ieder van de opgelegde boetes met € 10.000 wegens overschrijding van redelijke termijn: ze werden vastgesteld op € 0,601, 0,806 en 1,355 resp. € 0,790 en 3,993 miljoen (die van € 1,355 miljoen kende een extra verlaging wegens een naar later gebleken onjuist opgegeven betrokken omzet). In de twee nieuwe zaken met betrekking tot de regio’s Midden IJssel en Zuidoost Friesland legde zij boetes op van € 4,348 en 1,304 miljoen resp. € 0,314 en 2,020 miljoen. haar belangrijkste boodschap in haar persbericht was dat raden van toezicht in de thuiszorgsector hun verantwoordelijkheid moeten nemen ter zake van het doen naleven van de mededingingsregels binnen hun organisaties. Hierop liet zij met nadruk volgen dat veel (waaronder vooral ketensamenwerking) wel mogelijk is zonder de Mededingingswet te overtreden. Terloops noemde zij in een korte alinea de net genomen besluiten onder vermelding dat deze volgens haar niet gaan over ketensamenwerking, maar over marktverdeling en aan het einde van het persbericht riep de NMa raden van toezicht op te bewerkstelligen dat hun zorgorganisaties complianceregelingen invoeren.
Positief aan het persbericht als zodanig is de afwezigheid van naming and shaming van individuele zorgorganisaties: de namen van de betrokken zorgorganisaties zijn er niet in genoemd (hoewel hun namen wel in een afzonderlijk gepubliceerd fact sheet zijn vermeld).3x Het noemen van namen van gesanctioneerde ondernemingen is in overeenstemming met het eigen persbeleid van de NMa. Zie de Werkwijze voorlichting NMa, Stcrt. 13732, 14 september 2009 (alhoewel dit document niet als zodanig spreekt van het publiceren van een fact sheet naast een persbericht). Het is voorts bepaald een novum om toezichthouders/commissarissen publiekelijk te (proberen te) betrekken bij de handhavingstaak van een bestuursorgaan. Een volgende, in deze benadering logische stap zou zijn dat de NMa een oproep doet aan cliëntenraden in de zorg dat zij aandringen bij raden van bestuur en van toezicht dat zorginstellingen zich compliant opstellen. Beter ware het de echte verantwoordelijken, de raden van bestuur en hun management teams, te overtuigen van de redelijkheid en de werkbaarheid van mededingingsregels in de zorg, met inachtneming van álle relevante publieke belangen (dus niet alleen die bij gezonde concurrentieverhoudingen, maar ook die bij een goede gezondheidszorg).
Dit en een tweede nog hierna te bespreken persbericht hebben een behoorlijk spindoctor-gehalte. De NMa doet voorkomen alsof de mededingingsregels op zorggebied simpel en makkelijk toe te passen zijn: als je maar een complianceregeling invoert, dan weet je als onderneming wat mag en wat niet mag. Zich vergissen tussen geoorloofde ketensamenwerking en ongeoorloofde marktverdeling is er niet meer bij. In haar persbericht ‘Doe je best om nieuwe samenwerkingsvormen te vinden die nog beter zijn voor de patiënt’ van 15 november doet de NMa nog eens een schepje bovenop: onder het toejuichen van samenwerking tussen zorgaanbieders waarschuwt de NMa tegen ‘samenwerking tussen zorgaanbieders binnen eenzelfde discipline, waardoor de keten niet langer, maar dikker wordt’. In dit tweede persbericht vindt de NMa dat zij wél kan aangeven wat wel en geen risicovol gedrag is. Met aplomb beweert zij dat ook veelvuldig te doen via voorlichting (haar eigen Richtsnoeren voor de Zorgsector en de Richtsnoeren Zorggroepen) en presentaties in het land. Dit tweede persbericht bracht de NMa uit naar aanleiding van het rapport ‘Keten of kartel? Onderzoek naar het kartelverbod in ketenzorg’ van Frieslab.4x Rapport van oktober 2010. Naar eigen zeggen signaleert en analyseert Frieslab (een Friese organisatie) knelpunten in zorg en dienstverlening en zoekt ook naar oplossingen. Het gaat haar vooral om problemen in ketenzorg, ketenregie en de overgang tussen de wetten AWBZ, Wmo, WJZ, Zvw en Wpg.
Iedereen die met de praktijk van alledag te maken heeft, weet dat dit niet zo digitaal is als de NMa doet voorkomen. Als specialisten het regelmatig moeilijk vinden om te adviseren of een samenwerkingsvorm door de concurrentiebeugel kan, dan geldt dit des te sterker voor direct betrokkenen op de werkvloer van de gezondheidszorg. Hoe kunnen leden van raden van bestuur en hun medewerkers (leden van management teams, bestuurssecretarissen en bedrijfsjuristen) in hun dagelijkse praktijk uit de voeten met Richtsnoeren voor de Zorgsector van 133 bladzijden en Richtsnoeren Zorggroepen van 45 bladzijden? Het eerste document biedt de gebruiker een stappenplan (alleen over art. 6 Mededingingswet) van elf bladzijden aan, het tweede geen (op een rudimentair stappenplan van minder dan een halve bladzijde na, die nota bene alleen maar over aanmerkelijke marktmacht handelt). Het is voor niet-specialisten een beproeving om zich door deze richtsnoeren te werken en te proberen de wirwar aan regels op concrete situaties toe te passen. Hoe zwaar een dergelijke rijstebrij op de maag ligt, is te zien aan het recente Frieslab-rapport.5x Ook de Algemene Rekenkamer zegt iets soortgelijks in haar rapport van 17 november 2010 ‘Afstemming in de zorg rondom chronische aandoeningen; Terugblik 2010’. Op p. 12 concludeert zij: ‘Zorgverleners vonden in 2006 dat het Ministerie van VWS tegenstrijdige signalen afgaf door enerzijds marktwerking en concurrentie in de zorg te stimuleren en anderzijds de samenwerking tussen de verschillende partijen in diezelfde sector te willen bevorderen. Wij hebben de minister daarom aanbevolen duidelijk te maken hoe het streven naar samenwerking binnen de zorg zich verhoudt tot het streven naar meer concurrentie. De minister onderschreef deze aanbeveling en heeft inmiddels – zoals toegezegd samen met Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en de NZa – initiatieven genomen om duidelijkheid te scheppen over wat vanuit het mededingingsrecht wel en niet mag bij samenwerking. NMa en NZa hebben bijvoorbeeld “richtsnoeren voor de zorgsector” gepubliceerd, waarin zij de mogelijkheden tot samenwerking binnen de Mededingingswet nader hebben uitgewerkt. Wij hebben echter in de gesprekken die wij hebben gevoerd signalen gekregen dat onder zorgaanbieders nog steeds onduidelijkheid bestaat over de relatie tussen samenwerking en marktwerking. Het is dan ook terecht dat de minister, de NZa en de NMa hieraan de komende periode aandacht blijven besteden.’ Ook al zijn de opstellers van dit rapport geen mededingingsjuristen, toch hebben zij zichtbaar veel moeite gestoken in het (proberen) te begrijpen van het mededingingsrecht in het algemeen en die voor de zorgsector in het bijzonder. Zij hebben gedaan wat een gemiddeld oplettende, academisch gevormde leidinggevende in een zorgorganisatie zou hebben gedaan, namelijk de vele regeltjes van de NMa en de NZa lezen en proberen toe te passen op het eigen geval. Zij kwamen er niet uit, ondanks hun studie en zelfs gesprekken met de NMa: ‘De NMa reageerde op de Friese casus met vele slagen om de arm. Zij kunnen op basis van de gepresenteerde voorbeelden geen uitsluitsel geven. Daar is meer onderzoek naar de context voor nodig.’6x ‘Keten of kartel? Onderzoek naar het kartelverbod in ketenzorg’, p. 9.
Spindoctoring van veel te ingewikkeld beleid is geen goede PR. De NMa wekt met haar recente persberichten de indruk een charmeoffensief te hebben ingezet dat er voldoende ruimte is voor allerhande vormen van samenwerking en dat het niet aan haar zou liggen dat ze niet van de grond komen. Wil de NMa de hearts and minds in de gezondheidszorg winnen, dan zal zij alleen maar kans van slagen hebben met een radicaal andere benadering. Het wordt tijd dat zij en de NZa als toezichthouders met een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor gezondheidszorg een nieuw mededingingsbeleid met het publieke belang van kwalitatief goede, toegankelijke én betaalbare zorg als leidend paradigma uitdokteren. Een ruim opgezette groepsvrijstelling zou de broodnodige rust in de zorgbranche kunnen bezorgen. Zo’n groepsvrijstelling zal ongetwijfeld niet alle spanning wegnemen tussen de soms parallel oplopende, soms eerder haaks op elkaar staande publieke belangen van gezondheidszorg en concurrentiebeleid. Het in de praktijk afstemmen van het een op het ander zal niet altijd even makkelijk kunnen gaan. Desondanks zal dit tot een beter klimaat leiden, waarin spin en counter spin niet meer nodig is. Dan komt er vanzelf goede PR en vervolgens algemene acceptatie, ook van raden van toezicht.
In dit nummer van Markt en Mededinging besteden twee auteurs uitgebreide aandacht aan de Richtsnoeren voor de zorgsector en de Richtsnoeren Zorggroepen. Johan van der Gronden stelt in zijn bijdrage over de Richtsnoeren voor de zorgsector terecht vast dat daarin sporen van de zorgbelangen van kwaliteit, beschikbaarheid en betaalbaarheid van zorg terug te vinden zijn, maar dat een algehele visie van de NMa ontbreekt. In zijn ogen maakt het algemene Europese mededingingsrecht het mogelijk om publieke zorgbelangen adequaat te verdisconteren in het Nederlandse mededingingsrecht in de zorgsector: arresten als Wouters en Meca-Medina, de jurisprudentiële ontwikkelingen met betrekking tot het ondernemingsbegrip en diensten van algemeen economisch belang zouden genoeg manoeuvreerruimte bieden om te doen. Paul van den Berg bepleit in zijn artikel over de ontwikkeling van locale zorgmarkten een groepsvrijstelling mede onder verwijzing naar de US Health Care Statements met een rule-of-reason benadering. Van een heel andere orde is het artikel van Marc Knapen en Ruben Elkerbout over de nieuwe werkwijze van de NMa met betrekking tot analoog en digitaal rechercheren. Zij fileren de werkwijze nauwgezet op haar rechtstatelijke gehalte in termen van buiten doel en voorwerp van het onderzoek om vissen naar bewijsmateriaal en geprivilegieerde gegevens. Niet onverwacht is hun advocatuurljke mening dat de NMa niet voldoende waarborgen biedt dat er geen informatie ten onrechte in haar handen komt. Miriam van Heyningen en Edwin van Dijk vertolken als NMa-ers in hun weerwoord het standpunt dat de NMA niet uit is op het kopieëren van enorme bestanden gegevens en wel degelijk voldoende checks and balances in haar procedure heeft ingebouwd om de wederzijdse belangen (opsporing van inbreuken, evenredigheid bij de uitoefening van opsporingsbevoegdheden, verschoningsrecht) te respecteren. Mede-redacteur Annetje Ottow annoteert een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven over het recht op informatie van de NZa. Zij laat zien dat het verschoningsrecht ter zake van medische dossiers niet in de weg staat aan inzage daarin met het oog op de controle of de juiste medische prestaties in rekening zijn gebracht.
Veel leesplezier toegewenst!
Noten
-
1 Het luidt als volgt: Persbericht 20-10 / Den Haag, 27 oktober 2010:
NMa wijst raden van toezicht thuiszorg op verantwoordelijkheid
De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) gaat raden van toezicht van thuiszorgorganisaties wijzen op hun verantwoordelijkheden bij de naleving van de Mededingingswet. Zij hebben een belangrijke rol binnen organisaties, door hen aan te spreken wil de NMa bereiken dat raden van toezicht zich actief opstellen in het toezien op de naleving van de Mededingingswet.
Pieter Kalbfleisch voorzitter raad van bestuur: “Het is belangrijk dat de regels van de Mededingingswet breed bekend zijn bij leidinggevenden in de thuiszorg, zodat concurrentie niet ongewenst beperkt wordt. Concurrentie prikkelt om op een efficiënte wijze goede zorg te leveren. Door concurrentie te beperken moet de belastingbetaler onnodig veel betalen.”
De NMa constateert dat thuiszorgorganisaties moeite hebben met het vinden van een balans tussen concurreren en het aangaan van ketensamenwerking. De NMa wil evenwel benadrukken dat ketensamenwerking goed mogelijk is zonder de Mededingingwet te overtreden. Samenwerkingsvormen tussen verschillende disciplines in de zorgketen, waardoor de zorg verbetert, zijn in beginsel toegestaan. Dit vergt afstemming, denk hierbij aan de zorg voor een patiënt met Alzheimer. Deze patiënt heeft te maken met een huisarts, een specialist, een mantelzorger, dagopvang, een thuiszorgaanbieder en op termijn veelal (de overgang naar) een verpleeghuis. Het is goed als deze verschillende soorten zorg voor één patiënt gecoördineerd worden. De Mededingingswet staat deze vorm van samenwerking toe. Waar de Mededingingswet een grens trekt qua samenwerking is bij het maken van prijsafspraken, het verdelen van markten of cliënten en het vervalsen van aanbestedingen. Dergelijke afspraken zijn verboden en ook niet nodig voor het bereiken van ketenzorg.
Onlangs heeft de NMa nog geconstateerd dat een aantal thuiszorgorganisaties de Mededingingswet heeft overtreden. Daarvoor heeft zij aan vier thuiszorgorganisaties boetes opgelegd. In 2008 legde de NMa reeds boetes op aan vijf andere thuiszorgorganisaties. In recente besluiten op bezwaar heeft de NMa deze boetes gehandhaafd. De boetes aan deze negen thuiszorgorganisaties variëren van EUR 314.000 tot ruim EUR 4 miljoen. In deze zaken was er sprake van prijsafspraken en marktverdeling en niet van ketensamenwerking.
De NMa pleit ervoor dat elke thuiszorgorganisatie een complianceregeling invoert. Zo’n regeling helpt ondernemingen te voorkomen dat mensen binnen de onderneming zich schuldig maken aan overtredingen van het mededingingsrecht. De NMa ziet hierbij een belangrijke rol voor raden van toezicht om de besturen te wijzen op het belang van een complianceregeling zodat medewerkers weten wat wel en niet kan. De NMa juicht het voornemen van brancheorganisatie ActiZ toe om voor haar leden een voorstel te maken voor een complianceregeling die zij in hun organisatie kunnen invoeren. -
2 In de Gooise en Kennemer zaken verlaagde de NMa ieder van de opgelegde boetes met € 10.000 wegens overschrijding van redelijke termijn: ze werden vastgesteld op € 0,601, 0,806 en 1,355 resp. € 0,790 en 3,993 miljoen (die van € 1,355 miljoen kende een extra verlaging wegens een naar later gebleken onjuist opgegeven betrokken omzet). In de twee nieuwe zaken met betrekking tot de regio’s Midden IJssel en Zuidoost Friesland legde zij boetes op van € 4,348 en 1,304 miljoen resp. € 0,314 en 2,020 miljoen.
-
3 Het noemen van namen van gesanctioneerde ondernemingen is in overeenstemming met het eigen persbeleid van de NMa. Zie de Werkwijze voorlichting NMa, Stcrt. 13732, 14 september 2009 (alhoewel dit document niet als zodanig spreekt van het publiceren van een fact sheet naast een persbericht).
-
4 Rapport van oktober 2010. Naar eigen zeggen signaleert en analyseert Frieslab (een Friese organisatie) knelpunten in zorg en dienstverlening en zoekt ook naar oplossingen. Het gaat haar vooral om problemen in ketenzorg, ketenregie en de overgang tussen de wetten AWBZ, Wmo, WJZ, Zvw en Wpg.
-
5 Ook de Algemene Rekenkamer zegt iets soortgelijks in haar rapport van 17 november 2010 ‘Afstemming in de zorg rondom chronische aandoeningen; Terugblik 2010’. Op p. 12 concludeert zij: ‘Zorgverleners vonden in 2006 dat het Ministerie van VWS tegenstrijdige signalen afgaf door enerzijds marktwerking en concurrentie in de zorg te stimuleren en anderzijds de samenwerking tussen de verschillende partijen in diezelfde sector te willen bevorderen. Wij hebben de minister daarom aanbevolen duidelijk te maken hoe het streven naar samenwerking binnen de zorg zich verhoudt tot het streven naar meer concurrentie. De minister onderschreef deze aanbeveling en heeft inmiddels – zoals toegezegd samen met Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en de NZa – initiatieven genomen om duidelijkheid te scheppen over wat vanuit het mededingingsrecht wel en niet mag bij samenwerking. NMa en NZa hebben bijvoorbeeld “richtsnoeren voor de zorgsector” gepubliceerd, waarin zij de mogelijkheden tot samenwerking binnen de Mededingingswet nader hebben uitgewerkt. Wij hebben echter in de gesprekken die wij hebben gevoerd signalen gekregen dat onder zorgaanbieders nog steeds onduidelijkheid bestaat over de relatie tussen samenwerking en marktwerking. Het is dan ook terecht dat de minister, de NZa en de NMa hieraan de komende periode aandacht blijven besteden.’
-
6 ‘Keten of kartel? Onderzoek naar het kartelverbod in ketenzorg’, p. 9.