-
Samenvatting
Voor een rechtsgeding tussen contractspartijen afkomstig uit twee of meer EU-lidstaten is in de Brussel I Verordening herschikking bepaald welke rechter in de zaak bevoegd is, en ook dat de erkenning en tenuitvoerlegging van de door het gerecht van herkomst gegeven ‘beslissing’ automatisch dient te geschieden. Die automatische erkenning en tenuitvoerlegging is gebaseerd op het Unierechtelijke beginsel van ‘wederzijds vertrouwen in de rechtsbedeling in de Unie’. Het is de balans tussen deze eenvoudige erkenning en tenuitvoerlegging enerzijds en de weigering om dat te doen vanwege dringende redenen anderzijds die in dit artikel naar aanleiding van de recente zaak Avotiņš/Letland centraal staat.
Inhoud
- 1. Inleiding Zie voor een meer wetenschappelijke beschouwing over de interactie tussen wederzijds vertrouwen, wederzijdse erkenning en fundamentele rechten in het internationaal privaatrecht in relatie tot de aspiraties van de Europese Unie ten aanzien van contractuele relaties: J.M. Emaus, ‘The Interaction Between Mutual Trust, Mutual Recognition and Fundamental Rights in Private International Law in Relation to the European Union’s Aspirations relating to Contractual Relations’, European Papers 2017, te verschijnen.
- 2. Het Unierechtelijke kader voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
- 3. Avotiņš/Letland: feiten
- 4. Nationale rechtsgang, klacht voor het EHRM en uitspraak door de Grote Kamer
- 5. De betekenis van Avotiņš/Letland voor de contractenrechtspraktijk
- 6. Tot slot
- ↑ Naar boven
Contracteren |
|
Article | Grensoverschrijdend contracteren binnen de Europese Unie: de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken gebaseerd op het beginsel van wederzijds vertrouwen, getoetst aan het EVRM |
Trefwoorden | wederzijds vertrouwen, Brussel I, erkenning, tenuitvoerlegging, EVRM |
Auteurs | Mr. dr. J.M. Emaus |
DOI | 10.5553/Contr/156608932017019001002 |
Auteursinformatie |